Eendenvleugels in de sneeuw
Voordat het sneeuwde gonsde de sneeuwvoorspelling door het land. De opwinding hield het midden tussen kinderlijke spanning alsof we bijna jarig waren, en angst voor de consequenties. Sneeuw lijkt ieder jaar meer ophef te veroorzaken. Er wordt geen noodtoestand uitgeroepen, al rukt er wel een leger van sneeuwschuivers en strooiwagens uit.
Nog voor het eerste vlokje is er sprake van code geel. Ik vind dat een minachtend oordeel over de verwachte vlokkendeken. Sneeuw is wit! Als de leraar Nederlands uitlegt wat een pleonasme is, ligt witte sneeuw voor de hand als voorbeeld. Maar er wordt geschermd met code geel, alsof het droogte of brandgevaar betreft.
Weinig is zo mooi als maagdelijke sneeuw. De deken glinstert en knispert zacht, maar dempt verder alle geluiden. Een bedrijventerrein of megastal wordt er nog oogstrelend van.
Ik trek hoge schoenen en jas aan en maak meteen na het krieken van de dag een korte ronde. De meeste katten houden niet van kou en nattigheid; er is vannacht nochtans intensief getrippeld. Geen tuin of hij is doorkruist met kattensporen. Kun je nagaan hoeveel er tijdens een droge zomernacht… zou ik daardoor gestaag minder vogels in mijn tuin zien?
Ha, een merelspoor, hippende voetstapjes, twee aan twee, onderling verbonden door het sleepspoor van de staart. En een muizenspoor – ook pootjes met een staartspoor, maar dan als een streep.
Op de vijver is een eend geland. De veugelpunten staan in de sneeuw, aan het eind van een kort glijspoor, waar het loopspoor van de vliezen begint. Ik zie het voor me, hoe de eend landt, tot zijn schrik nog even doorschuift, en dan staart zwabberend met een verongelijkt snatertje weg stapt.
Zelf laat ik ook een spoor na, het spijt me dat ik de zachte sneeuw vertrap. Straks wordt het grauwe drab. Of erger nog: geel. De eerste honden worden al uitgelaten. Maar ik heb een maagdelijk ommetje gemaakt. Code wit!
(Natuurdagboek Trouw donderdag 24 januari ’19)