
Rottend hout is een zegen voor een heleboel wezens, vooral geleedpotigen en paddestoelen. Dat idee is sinds de jaren ’70 doorgedrongen in het natuurbeheer. Voorheen stonden de bomen in het gelid en werden ze gekapt voor hun groei begon te tanen. Verjonging was het toverwoord. Niemand wist waarom, iedereen praatte elkaar na. Toen een paar zware stormen de productiebossen omver bliezen, kwam het inzicht dat variatie tussen bomen gewenst was. Variatie in soort en in leeftijd.
Tegelijk roerden jonge biologen de trom. Zij zagen in natuurlijke bossen hoeveel omgevallen bomen er lagen te rotten. Die rottende bomen zijn een schuilplaats en woonplaats voor vele dieren, een groeiplaats voor schimmels, mossen varens en kruiden, lianen en kimplanten. Larven van vele soorten kevers worden groot in rottende stammen, op houtmolm knagend.
Verjonging raakte uit de mode, bomen mochten ouder worden, zelfs in productiebos. Een bejaarde eik levert grotere balken en bredere planken, waarmee zo’n boom zichzelf terugverdient. Natuurbeheerders lieten bomen vallen en gevallen bomen liggen.
Rottend hout en dode bomen werden geestdriftig omarmd door natuurbeheerders. Maar het duurde zolang voor een boom viel. Met bulldozers en andere machines kregen de bossen een beurt. Soms werd of wordt een groot deel van de bomen omgeduwd, omgetrokken of omgehakt.
Of dat gevallen hout van jonge, kerngezonde bomen net zoveel keverlarven en ander leven herbergt als het hout van hoogbejaarde woudreuzen die al deels afgestorven zijn, als ze eindelijk neerzijgen? Ik kan me indenken dat er veel verschil is, maar kan na veertig jaar bomen rooien geen onderzoek vinden naar de effecten ervan. Maar we blijven rooien, want het vanzelf laten omvallen van bomen duurt ons te lang.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 20 jan. 2015)
NL natuur: “bescherming” door verarming
De NL natuurbescherming , de belangrijkste grootgrondbezitter in gewoon in tegen natuurlijke successie, dus tegen bossen, want dat zou de soortenrijkdom aantasten. Zo willen ze. op arme grond heide of stuifduinen in plaats van bossen. Bossen vinden ze goed voor arme landen als Indonesië en Brazilië, maar niet voor Holland (Houtland). Als vrijwilliger voor Landschap Noord-Holland moest ik veraarmen ofwel maaien en afvoeren zodat er geen boompje bleef staan.
Nu ik het beleid inderdaad positiever voor oude bome n, maar nog steeds boom- ofwel successievijandig. Het ideaal in Holland in Nog steeds een soortnenarm grasland met grutto’s ipv
, ” door verarming