De prehistorische aalscholver
Het gaat niet slecht met de aalscholvers. Ze zijn met velen, wat veertig jaar geleden wel anders was. In de Oostvaardersplassen vonden ze een nieuw broedgebied vanwaar ze de IJsselmeerkust en de Waddeneilanden hebben gekoloniseerd. Aalscholvers hebben iets dinosaurus-achtigs, iets prehistorisch. Ze zitten graag met gespreide vleugels. Ze doen dat na het zwemmen en vissen, dan hangen ze hun vleugels te drogen. Ze missen de was waarmee andere watervogels hun veren impregneren. Maar ze staan zo lang met gespreide vleugels in zon en wind, dat ze al lang droog moeten zijn. Volgens mij vinden ze het gewoon lekker zitten, misschien koelen ze zo af op die manier.
Is één aalscholver al dino-achtig, een broedkolonie aalscholvers is helemaal surrealistisch. Ik keek er laatst een tijd naar uit de vogelhut in de Lepelaarplassen. De aalscholvers verdrongen zich op uit het water stekende takken. Ze zwommen rond, soms met alleen hun kop boven water. Hun kop en snavel houden ze altijd een beetje opgericht, wat hun een hautaine blik geeft. Ze doken steeds onder en visten dan takjes op. Al die aalscholvers zaten op doorweekte takjes te knagen.
Hun nestbomen gaan dood van hun eigen stront – bouwen veel dieren bewust of onbewust hun leefwereld op, aalscholvers breken hun leefwereld af. Als er geen roofdieren zijn, broeden ze ook op de grond. Zoals op Vlieland, waar tot vorig jaar geen vossen waren. En zoals op de Hond, een gasmeetstation in de Eems. Daar wurmen ze zich onder de kooien door naar de meetapparatuur, waarop ze nestelen. Alle apparaten zitten onder de witte stront. Ook de zonnepanelen en toch wekken die nog stroom op.