Dag (van de) Paardenbloem
‘Vijftig jaar geleden kleurden onze weilanden in april geel van de paardenbloemen’, zegt paardenbloemexpert Karst Meijer uit Wolvega. ‘Met een zoemende biodiversiteit van insecten.’
Twintig jaar geleden waren paardenbloemen de laatste bloemen die op weilanden massaal voorkwamen. Intussen mag je blij zijn met een hoekje geel. Voor Meijer reden om de Dag van de Paardenbloem uit te roepen, en wel de laatste zondag in april.
Paardenbloemen wurmen zich tussen stoeptegels door en kleuren gazonnen geel. Maar dat zijn niet allemaal dezelfde! Volgens Meijer komen er in een tuin algauw twintig soorten voor. Dat zijn zogenoemde microsoorten, sterk verwant aan elkaar. Ze worden ingedeeld in secties. De huis-, tuin- en straatpaardenbloemen horen meestal bij de secties Ruderalia, Hamata of Celtica.
Meijer schat dat er vijftig jaar geleden duizend soorten paardenbloemen in Nederland groeiden. Hij heeft er met zijn paardenbloemengroep zo’n 250 van gevonden, in tien secties. Sommige stellen even hoge eisen aan hun omgeving als orchideeën, en er zijn superzeldzame bij, met de gevlekte paardenbloem als toppunt. Die kwam ooit ook op Texel en in Zeeland voor, werd als uitgestorven beschouwd, maar is herontdekt op Schiermonnikoog.
De microsoorten lijken op elkaar, al zijn sommige eenvoudig uit elkaar te houden. Zo hebben tuinpaardenbloemen omgekrulde schutblaadjes, terwijl die bij moeraspaardenbloemen tegen de bloemen aanzitten. De bladvormen verschillen en stengels kunnen groen of rood zijn. Paardenbloemen zijn een voedselbron voor bijen en zweefvliegen. Daarbij zijn ze eetbaar, geneeskrachtig en kun je er rubber van maken.
Meijer waarschuwt dat vele soorten sterk bedreigd of zelfs al uitgeroeid zijn. Hij pleit voor stroken rond weilanden, bermen, slootkanten en plantsoenen die minder worden gemaaid. Hij roept iedereen niet voor half mei het gras te maaien, ‘laat staan paardenbloemen!’
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 24 april ’20)