Daas op het strand
Op het strand van Schiermonnikoog droog ik op van zwemmen in de branding. ‘Zzzz’, een opdringerig insect dramt wesp-achtig om me heen. Hij probeert op me te gaan zitten. Ik sla hem weg. Wespen kun je beter niet wegslaan, maar dit is geen wesp, dit is een daas. Als je een wesp wegslaat, moet je hem een oplawaai geven waar hij meters door uit de koers raakt. Bij dazen is dat niet nodig, die laten zich door een klein tikje al uit het veld slaan. Ze dwarrelen naar de grond waar ze opkrabbelen om opnieuw toe te slaan. Hun beet is pijnlijk.
Dazen komen vaak als je net hebt gezwommen. Dan ben je goed te ruiken voor dazenneuzen.
Ik raak de daas harder dan ik bedoelde, sorry daas. Hij stort in het zand, waar hij zijn naam eer aan doet. Handig voor een foto. De meeste eilander dazen zijn regendazen. Dit niet. Zijn lijf is gelig, zijn ogen zijn smaragden, hij is groter. Zijn beet moet een dolkstoot zijn, zijn bult een theeschoteltje. Hij doet me denken aan de grootste der dazen, de grote runderdaas, een monster dat ik wel eens in huis krijg. Ik zet de foto op waarneming.nl en wacht op de experts. Twee suggesties krijg ik: knobbeldaas en runderdaas. Kleine runderdaas dan. Die zal het dan wel zijn, want die andere heeft geen groene ogen. Maar de runderdazen die ik wel eens in huis heb, tonen weinig belangstelling voor mensenbloed. Dan komt er een derde suggestie: veldknobbeldaas. Ja, die is het. Een zeldzaam insect, waarvan juist op Schiermonnikoog een populatie leeft.
De daas vliegt weg. Gelukkig heb ik geen zeldzaamheid om zeep gebracht.
(Natuurdagboek Trouw 29 juli 2013)