Cactusvogel
Fuerteventura is een Canarisch eiland, voor de kust van de Sahara. Het is er droog, maar ook bergachtig. ’s Nachts vormen zich wolken rond de toppen en het condenswater druipt langs de helling. Soms regent het zelfs. Ooit was het eiland groen, maar door ontbossing en overbegrazing met geiten werd het een rotsig stuk woestijn in zee. Het condenswater verdampt snel in de felle zon en straffe zeewind.
Daar waar zich een restje water in een dal verzamelt, groeien palmen, vetplanten en cactussen. Die redden het wel tot de herfstige motregens. Als mijn kinderen en ik er rondtoeren, komen we zelfs bij een stuwdam waar nog water achterstaat. Het is troebel, bruin water, maar voor de weelderige oevervegetatie is dat geen probleem. Op het stuwmeertje bestrijden vijf meerkoeten elkaar. Een casarca – een grote, oranje eend – peddelt er onverstoorbaar langs. Boeren-, huis- en gierzwaluwen van een andere soort dan de onze, twee andere soorten zelfs, jakkeren heen en weer om insectjes te vangen.
We zien een knalrode libel, een citroengele vlinder en een blauwtje. Een hagedis snelt toe en de vlinders fladderen verder. Ze bezoeken de witte bloemen van ijskruid, een plantje met vette rode stengels. De schijfcactussen vormen grotere, dooiergele bloemen. Op zo’n cactus neemt een vogel plaats. Hij is zwart, grijs en wit. Vanuit zijn zwarte masker loert hij ons aan. Hij draait zich met een sprongetje om en keert ons zijn rug toe. Dan strijkt hij neer op een steen, om met scheve kop de bodem te inspecteren, waar de hagedis net nog voorbij glipte. Maar die is in een spleet gevlucht en de vogel zoekt weer een uitkijkpost op.
Het is een klapekster. Als broedvogel zijn klapeksters uitgestorven in Nederland, maar ’s winters hangen ze nog wel bij ons rond. Klapeksters pinnen hun prooien vast op dorens. In Nederland gebruiken ze prikkeldraad. Voor deze klapekster hier is Nederland te ver. Het is een steppeklapekster, de zuidelijke soort. Hier is geen prikkeldraad, hier zijn cactusnaalden.
(Natuurdagboek Trouw maandag 8 mei 2017)