Borst- of beflijster
In mijn tienjarige loopbaan als natuurdagboekanier kreeg ik twee keer een lezersvraag over een merel met een witte streep op zijn borst. Beide waarnemingen werden begin mei gedaan, midden in de tijd dat beflijsters door Nederland trekken. April en mei is hun trektijd.
Beflijsters zijn zwarte lijsters met zilvergrijze vleugels en een opvallend witte borstband. Ze hadden beter borstlijsters dan beflijsters kunnen heten; dat is misschien zelfs een kuisere naam. Hoewel dominees vanouds een witte bef op hun zwarte toga droegen; een behoorlijk kuise dracht.
Ik heb beflijsters in Nederland alleen eind april en begin mei gezien. Ik zag ze soms op akkers, maar meestal op natuurlijk grasland. Ze broeden ook op grasland, en op hei. Dat grasland en die hei is doorgaans niet hoog en weinig begroeid. Het broedgebied van beflijsters ziet er vaak kaal en onherbergzaam uit, met verspreide rotsblokken. Ze broeden hoog in de Alpen, en wat minder hoog in de Schotse Hooglanden en Scandinavische bergen. Ze broeden ook in gebergten op de Balkan, en onlangs zag ik er een in de Transsylvanische Alpen, in Roemenië, en die liet zich nog op de foto zetten ook. Ik hoorde hem eerst, maar kende het beflijstergeluid niet. Hij zong niet maar liet allerlei roepjes horen, die nu eens aan de alarmkreten van een merel deden denken, en dan weer op het snelle “tjaktjaktjak” van een kramsvogel leken.
Kramsvogels kwamen ook voor in die Roemeense bergen evenals merels, zanglijsters en grote lijsters. Alleen de koperwieken waren al vertrokken, anders had ik zes lijstersoorten geteld.
Ik hoorde hem dus, het geluid kwam uit een spar. Ik sloop eromheen, behangen met mijn verrekijker en camera en waarachtig, hij vloog rond en nam niet ver voor mij plaats op het gras, waar hij als een tuinmerel in het gras begon te wroeten. Hij hapte waarschijnlijk een larve op, ik zag hem geen regenworm uit de grond sjorren.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 11 mei 2018)