Blijven zingen
Rond en boven ons huis is van alles te zien, zeker op de zonnige dagen rond de maandwisseling. Vlinders, bijen, zwaluwen, spreeuwen… de lente barst los, of liever: het leven.
Al dat leven heeft een omgeving nodig met schuilplaatsen en voedsel. Een omgeving die geeft om leven. In zo’n leefomgeving leven ook wij mensen, al lijken velen ons dat niet te beseffen. Het zou ook kunnen dat velen van ons denken dat we kunnen leven in een omgeving die bestaat uit tegels, asfalt, glas, plastic, bedrijventerreinen, monoculturele grasvlakten en doodgespoten akkers.
Ik hoor mensen wel eens zeggen dat wilde dieren zich maar aan moeten passen. Misschien denken ze ook dat mensen zich kunnen aanpassen aan de door hen veranderde leefomgeving. Dat we maar drijfmest moeten leren drinken, of insecticiden. Dat we maar cement en plastic moeten leren eten.
Zelf denk ik dat we als mensheid niet zonder natuur kunnen, want de natuur levert zuurstof, water, voedsel, bouwmateriaal, medicijnen en alles wat we nodig hebben. Maar misschien zie ik dat verkeerd. Misschien kunnen we leven in een natuurloze wereld met gigantische fabrieken waarin een paar belangrijke gewassen worden geteeld en een paar diersoorten met honderdduizenden worden gefokt. De mest kan dan deels gecomposteerd tot kweekbodem, deels zongedroogd tot brandstof worden.
Ik zou verdrietig worden in zo’n leefomgeving, maar we kunnen dan onbekommerd snijbloemen, aardappelmeel en melkpoeder blijven produceren voor de export. De enorme arealen die wereldwijd voor ons veevoer gebruikt worden, blijven ver van ons bed. De meeste mensen zouden misschien blij zijn met zo’n steriele leefomgeving, gezien de vele intratuintjes.
Hè wat een somber toekomstbeeld! Ik neem een voorbeeld aan spreeuwen, die ondanks hun forse achteruitgang onbekommerd blijven zingen. Ik ga de tuin in waar ze dat doen, waar bijen nestelen en waar duizend bloemen bloeien.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 6 mei ’24)