Adam en Eva prikken niet

Zolang ze niet bloeien lijken witte dovenetels op brandnetels, maar ze prikken niet. Daarom staan ze bekend als doof. Er zijn ook bijen die niet prikken en daarom blind genoemd worden. Doof kan afgeleid zijn van dood. Maar het netelige doof zal wel slaan op het gedoofde vuur van de brandnetel.
Witte dovenetels zijn laatbloeiers. Of liever: langbloeiers. Ze begonnen in april en bloeien nog steeds. Als het niet gaat vriezen kunnen ze het bloeien nog wel even volhouden. Aan die bloemen zijn ze goed te onderscheiden van brandnetels. De bloemen doen me altijd aan de Oude Schicht denken, het autootje van Olivier Bommel. De bovenlip van de witte bloem lijkt wel een huif, een uitnodigend afdakje waar een bij niet licht aan voorbij gaat. En als een bij of hommel naar binnen kruipt, duwt hij een hefboompje omver waardoor de meeldraden stuifmeel op zijn rug stempelen. Die meeldraden zijn lang en plooien zich naast met hun tweeën langs de zolder van de bloem. Ze liggen daar gezellig lepeltje-lepeltje, waaraan witte dovenetels hun Engelse bijnaam Adam and Eve danken, Adam en Eva. Kennelijk is het algemeen bekend hoe Adam en Eva erbij lagen.
Witte dovenetels groeien op niet te droge, niet zo zonnige plaatsen tussen gras, zevenblad, kleefkruid, fluitekruid, hondsdraf en andere gemakkelijke planten. En tussen brandnetels natuurlijk, ze groeien vaak samen met brandnetels. Net als die andere soorten houden witte dovenetels van stikstof en staan op voedselrijke grond die af en toe omgewoeld wordt. Witte dovenetels zijn daarom meer te vinden op het (bemeste en geploegde) platteland dan in natuur die met rust gelaten wordt. Ook in tuinen doen de planten het goed en op mestvaalten en composthopen.
Jonge scheuten van de witte dovenetel zijn eetbaar en de bloemen bevatten zulke zoete nectar, dat mensen ze vroeger uitknepen en uitzogen. Nu durven mensen alleen nog planten te eten als ze uit het winkelschap komen. Voor dovenetels misschien maar beter ook, want die groeien op bemeste plekken en bemeste plekken worden ook vaak met gif bespoten. Bijen en hommels kennen die bezwaren niet en zijn ook diverse soorten vlinders zijn gek op dovenetelnectar. Verder zijn een snuitkever en een bladluis allebei gek op dovenetel, maar dan op het sap uit blad of stengel. Mieren zijn weer niet te houden als de planten zaad hebben gevormd. De zaden hebben namelijk kleine aanhangseltjes die voor mieren onweerstaanbaar zijn. Dankzij deze mierenbroodjes slepen mieren de zaden weg, waardoor ze wellicht verderop op vruchtbare bodem belanden. Er zijn in Nederland wel tweehonderd plantensoorten die een mieren een broodje bieden.
Op overbemeste grond met ruige begroeiing kunnen witte dovenetels wel anderhalve meter hoog worden, maar meestal komen ze niet boven uw knie uit.