Bladeren

Mijn dochter zit sinds de zomer op de middelbare school. In een stoet brugpiepers fietst ze acht kilometer heen, acht terug, met op haar rug acht kilo boeken. Een fietstas is niet cool. Ze vindt het leuk, ze doet het goed, maar haalde laatst haar eerste onvoldoende. Waarvoor? Ze keek me schalks aan, grijnsde en liet me even in het ongewisse. Biologie, zei ze. Afzetten tegen vader? Ze komt thuis met tuinkerszaadjes die ze moet opkweken, ze moet een werkstuk maken over boombladeren. O leuk, zeg ik, ik help je wel. Er moeten zeven soorten bladeren opgeplakt worden, elk blad zijn eigen papier, met in de hoek een lijstje gegevens: naam, wetenschappelijke naam, type blad. O ja, alle typen bladrand en nervigheid moeten vertegenwoordigd zijn. Sjonge jonge. Als de donkere wolken hard door de wind zijn weggeblazen gaan we een blokje om. De zon zet uit een helder blauwe hemel de herfstbladeren in brand. We verzamelen zomereik, beuk, berk, wilg, esdoorn, paardenkastanje, liguster, klimop, linde, populier, es, hulst en nog een paar die we zo gauw niet herkennen. Alles gaat in het telefoonboek met een stapel andere boeken erop. Tot dusver best leuk, maar nu begint het pas. Ligusterblad heeft een gladde rand, maar lindeblad, is dat nou gekarteld, getand, gezaagd of gelobd? Het heeft een kartelrand van lobbige zaagtandjes. En is eik veernervig? Zouden bladranden en nervigheden een brugklasser warm maken voor de natuur? Dochter zoekt informatie op internet en rangschikt de gegevens rechtsonder in de hoeken van de pagina’s. Ze vloekt als de computer stoort en alles weg is. Eén ding heeft ze toch mooi geleerd: altijd je werk opslaan.