Een groenlander in Afrika
Mauretaans dagboek: De vishopen

Mauretaans dagboek: De vishopen

Het vissersdorpje Iwik ligt in het mulle zand aan zee. Het bestaat uit krotten van planken, golfplaat en platgeslagen oliedrums, bijeengegord met stukken visnet. Een strook zand aan de zeezijde fungeert als dorpsplein. Er liggen enkele lanches aan de steile strandwal: rondborstige, houten vissersschepen met één groot zeil. Het dorpsplein is tevens vuilnisbelt. Bergen visafval rotten er weg en overal slingeren vissen, visgraten en vissenkoppen rond. Er ligt zelfs een haai. Als je je voet openhaalt aan een graat, is de kans klein dat je er zonder gruwelijke infectie mee wegkomt. Toch sjouwen drieteenstrandlopers over de vishopen. Dat is moeilijk te rijmen met de veronderstelling dat broeden boven de poolcirkel hygiënische voordelen biedt, evenals overwinteren aan zee.

Aan de Noordpool en aan zee loopt een vogel minder risico op ziektekiemen, zodat een vogel energie kan besparen op het afweersysteem. Voor kanoeten lijkt dat aardig op te gaan, maar als drietenen in deze drek rotte vis en maden oppikken, dan moeten ze een microbiële dierentuin oplopen van wat heb ik jou daar. En dan bouwen ze weerstand op, want anders zouden ze ziek worden of op zijn minst zwerende poten krijgen. Jeroen is benieuwd hoe dat zit en wil uitstrijkjes nemen van keel en cloaca, het multifunctionele achterwerk van vogels. Daaruit vist Jeroen de microben.

Maar dan moeten we de vogels eerst vangen. We plaatsen een klapnet op het visafval. Het net staat op scherp, op twintig meter afstand vegen we een meter zand schoon om te wachten, een lang touw binnen bereik. Daar strijken de eerste vogels neer. Ze scharrelen naar het net…

(oorspronkelijk gepubliceerd 21 jan. 2009)

DELEN
Mauretaans dagboek: Zand als sneeuw

Mauretaans dagboek: Zand als sneeuw

Regelmatig rent een gerbil, een woestijnmuis, voor de auto weg en één keer een jakhals. De maan, Venus en het Zuiderkruis beschijnen het woestijnzand. Het Zuiderkruis is een reuzenvlieger van sterren. Na middernacht en een lange slingertocht door de zandduinen vinden we het veldstation: een tent en een huisje. Bij daglicht blijkt zich daarvoor het gigantische skelet van een vinvis uit te strekken. We lopen erlangs naar zee, een paar honderd meter door zand en duinen met stugge, verdroogde woestijnstruikjes. Ineens beweegt er iets. Een grote loopvogel, zandkleurig en formaat wulp. En nog één en kijk, tientallen. Ze sliepen onzichtbaar tussen de struikjes. Nu zien we hun gele ogen en snavels. Grielen zijn het, vogels van duinen en hei, die tot in de jaren vijftig in Nederland broedden. Over de woestijn zeilen drie velduilen; waarschijnlijk late trekvogels.

Het is eb en het wad is groen van de zeegrasvelden. Hier is het land geel en de zee groen. Zou onze Waddenzee vroeger ook zo groen zijn geweest? We lopen dwars door de sepka terug naar ‘huis’. De sepka is een kale, platte strandvlakte van hard zand met fossiele schelpjes. Tijdens winterse springvloed wordt de sepka bij westerstorm nog wel eens nat. Het wordt heet. De zon brandt te fel om zonder zonnebril rond te kijken. Het zand blikkert als een sneeuwveld. Tropisch of arctisch; het broed- en overwinteringsgebied van drieteenstrandlopers zijn de tegengestelden die elkaar raken. Beide leefmilieus zijn even hard en extreem. Ze zoeken het wel uit, die drieteentjes.

(oorspronkelijk gepubliceerd 20 jan. 2009)

DELEN
Mauretaans dagboek: Sahara aan zee

Mauretaans dagboek: Sahara aan zee

We rijden de Mauretaanse hoofdstad Nouakchott uit naar het noorden, over de nieuwe asfaltweg door de Sahara. Een ezelkar hier, een ezelkar daar, een terreinwagen, een zwaarbeladen, doorgezakte bus, wat minibusjes. Er is veel blauw op straat en wij vormen een geliefd verzetje voor de verveelde agenten. De laatste struiken gaan schuil onder plastic wegwerptasjes. Na drie uur slaan we linksaf, een zandspoor in. Vijftig kilometer piste komt uit bij nog meer blauw: de oceaan! We stappen uit bij een vissersdorpje, kijken over zee en zien een zwarte rug met een lange, zwarte rugvin.

Een orka is het. Hij duikt soms een tijdje onder, duikt dan weer op. Orka’s zullen hier wel algemeen zijn, denk ik, maar het is de enige die we zien. Jan van Genten plonzen in zee. Er vliegen dunbekmeeuwen, hun rode snavels vlammen in de zon.

Op het strand liggen rugschilden van inktvissen. We vinden een dolfijnenschedel. Die zou ik wel mee willen nemen, maar dat mag vast niet van de douane. De schildpadschilden laten we al helemaal liggen. Schelpen durf ik wel mee te nemen, al weet ik niet of dat mag.

We rijden verder over het smalle strand tussen zandduinen van de Sahara en de Atlantische Oceaan. Op een zandbank rusten kanoeten, rosse grutto’s en reuzensterns uit. Langs de waterlijn scharrelen tientallen drieteentjes, maar geen gekleurringde. Jeroen vangt en ringt ze ook op Groenland en IJsland, in Nederland en in Ghana. Hun kleurringen maken hen individueel herkenbaar. Maar als je ze wilt terugzien, moet je naar de plek waar ze geringd zijn. Drietenen zijn plaatstrouw.

(oorspronkelijk gepubliceerd 19 jan. 2009)

DELEN
Mauretaans dagboek: erheen

Mauretaans dagboek: erheen

’s Morgens om zes uur zeul ik mijn koffer naar de bushalte. Koud! Ik heb geen jas aan, want die zou straks maar ballast zijn. Ik tref Jeroen bij de trein naar Schiphol. We gaan naar Mauretanië.

In Mauretanië overwinteren tienduizenden steltlopers die in het hoge noorden hebben gebroed. Rosse grutto’s, regenwulpen, steenlopers, bontbekplevieren, bonte strandlopers, kanoetstrandlopers, krombekstrandlopers, kleine strandlopers en drieteenstrandlopers scharrelen op de slikplaten van de Moorse Waddenzee: de Banc d’Arguin. Het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) heeft er een veldstation.

Meer vogelonderzoekers van het NIOZ willen naar de Banc d’Arguin dan het aantal slaapplaatsen in de Mauretaanse woestijntent. Maar als ik een boek over drie jaar strandloperonderzoek wil schrijven, en dat wil ik, mag de Banc d’Arguin niet ontbreken. Daar vangt en ringt Jeroen Reneerkens drieteenstrandlopers.

De reislustige vogels blijken in hun winterverblijf even honkvast als in hun broedgebied in Noordoost-Groenland. Eenmaal geringd zie je ze steeds terug en dat maakt berekening mogelijk van bijvoorbeeld overlevingskans en sterfterisico. Jeroen vangt de strandlopers in het vissersdorpje Iwik, twee kilometer lopen van het veldstation.

We bereiken de Mauretaanse hoofdstad Nouakchott bij avond. De donkere stad ligt klem tussen de Sahara en de Atlantische Oceaan. Warme lucht waait de taxi in. Onzichtbaar stof nestelt zich in neus en keel. Bier, koud bier! Maar bier is onvindbaar in deze islamitische heilstaat. Ik deel een hotelkamer met twee anderen. Ik lig op een matras op de grond en word besnuffeld door nieuwsgierige kakkerlakken. Kakkerlakken zijn gezelligheidsdieren, maar mij hoeven ze niet bij hun feestjes te betrekken.

(oorspronkelijk verschenen 17 jan 2009)

DELEN
Recensie vogeltijdschrift Limosa

Recensie vogeltijdschrift Limosa

Binnenkort in vogeltijdschrift Limosa, door Leo Zwarts

tijdschrift van de Nederlandse Ornithologische Unie : http://nou.natuurinfo.nl/

Een Groenlander in Afrika. De wonderbaarlijke reis van de drieteenstrandloper. Koos Dijksterhuis.ISBN 978 90 351 3424 9. Uitgeverij Bert Bakker. Prijs € 22,50.

Nadat Jeroen Reneerkens zijn promotieonderzoek aan kanoetstrandlopers had afgerond, begon hij in 2007 met een onderzoek aan Drieteenstrandlopers. Om de vogels te kunnen volgen reisde hij ze achterna naar hun Arctische broedgebieden en hun Afrikaanse wintergebieden. Hij ontdekte dat het de ideale vogelsoort is om zowel de trek- als de broedbiologie te bestuderen. Koos Dijksterhuis schreef over Reneerkens’ onderzoek een boek, “Een Groenlander in Afrika”. Drieteentjes zitten elk jaar langer in Afrika dan op Groenland, maar hij kon het boek niet “Een Afrikaan op Groenland” noemen, want een boek met die titel was al geschreven door de Togolees Tété-Michel Kpomassie over zijn belevenissen op Groenland (in 1984 in vertaling verschenen bij Uitgeverij Veen).

Het boek begint op Vlieland in februari 2007 en eindigt in oktober 2009 op Schiermonnikoog. In die tussentijd maakt Dijksterhuis, samen met Reneerkens, in de zomer vier reizen naar Groenland en IJsland, en in de winter twee reizen naar Mauritanië en Ghana. Als je het boek hebt gelezen weet je veel over drieteentjes, hun broedbiologie, hun trekwegen, enz. Je bent zelfs volledig up to date, want de allernieuwste onderzoeksresultaten zijn in het boek verwerkt. Al die informatie wordt op heel makkelijk leesbare wijze gebracht. Ook voor een niet-vogelaar is het een onderhoudend boek vol met grappige en interessante verhalen.

Dijksterhuis heeft een prachtige beschrijving gegeven van veldbiologisch onderzoek. Veldwerk is niet altijd een pretje, vooral als je dag en nacht door muggen wordt belaagd en dat roept vanzelf de vraag op “waarom doen we het allemaal?”. Reneerkens legt uit dat we zonder kennis van de natuur, deze niet goed kunnen beschermen. Die kennis moet dan wel beschikbaar zijn en dus moeten de gegevens worden uitgewerkt en opgeschreven. Maar dat is niet voldoende. De artikelen in de vaktijdschriften moeten ook worden “vertaald” voor een breder publiek. En dat is precies wat Dijksterhuis in deze 364 bladzijden heel knap heeft gedaan. De 30 kleurenfoto’s zijn goed gekozen. Een warm aanbevolen vogelreisboek. – Leo Zwarts

DELEN