Mauretaans dagboek: De vishopen
Het vissersdorpje Iwik ligt in het mulle zand aan zee. Het bestaat uit krotten van planken, golfplaat en platgeslagen oliedrums, bijeengegord met stukken visnet. Een strook zand aan de zeezijde fungeert als dorpsplein. Er liggen enkele lanches aan de steile strandwal: rondborstige, houten vissersschepen met één groot zeil. Het dorpsplein is tevens vuilnisbelt. Bergen visafval rotten er weg en overal slingeren vissen, visgraten en vissenkoppen rond. Er ligt zelfs een haai. Als je je voet openhaalt aan een graat, is de kans klein dat je er zonder gruwelijke infectie mee wegkomt. Toch sjouwen drieteenstrandlopers over de vishopen. Dat is moeilijk te rijmen met de veronderstelling dat broeden boven de poolcirkel hygiënische voordelen biedt, evenals overwinteren aan zee.
Aan de Noordpool en aan zee loopt een vogel minder risico op ziektekiemen, zodat een vogel energie kan besparen op het afweersysteem. Voor kanoeten lijkt dat aardig op te gaan, maar als drietenen in deze drek rotte vis en maden oppikken, dan moeten ze een microbiële dierentuin oplopen van wat heb ik jou daar. En dan bouwen ze weerstand op, want anders zouden ze ziek worden of op zijn minst zwerende poten krijgen. Jeroen is benieuwd hoe dat zit en wil uitstrijkjes nemen van keel en cloaca, het multifunctionele achterwerk van vogels. Daaruit vist Jeroen de microben.
Maar dan moeten we de vogels eerst vangen. We plaatsen een klapnet op het visafval. Het net staat op scherp, op twintig meter afstand vegen we een meter zand schoon om te wachten, een lang touw binnen bereik. Daar strijken de eerste vogels neer. Ze scharrelen naar het net…
(oorspronkelijk gepubliceerd 21 jan. 2009)