Mauretaans dagboek: erheen
’s Morgens om zes uur zeul ik mijn koffer naar de bushalte. Koud! Ik heb geen jas aan, want die zou straks maar ballast zijn. Ik tref Jeroen bij de trein naar Schiphol. We gaan naar Mauretanië.
In Mauretanië overwinteren tienduizenden steltlopers die in het hoge noorden hebben gebroed. Rosse grutto’s, regenwulpen, steenlopers, bontbekplevieren, bonte strandlopers, kanoetstrandlopers, krombekstrandlopers, kleine strandlopers en drieteenstrandlopers scharrelen op de slikplaten van de Moorse Waddenzee: de Banc d’Arguin. Het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) heeft er een veldstation.
Meer vogelonderzoekers van het NIOZ willen naar de Banc d’Arguin dan het aantal slaapplaatsen in de Mauretaanse woestijntent. Maar als ik een boek over drie jaar strandloperonderzoek wil schrijven, en dat wil ik, mag de Banc d’Arguin niet ontbreken. Daar vangt en ringt Jeroen Reneerkens drieteenstrandlopers.
De reislustige vogels blijken in hun winterverblijf even honkvast als in hun broedgebied in Noordoost-Groenland. Eenmaal geringd zie je ze steeds terug en dat maakt berekening mogelijk van bijvoorbeeld overlevingskans en sterfterisico. Jeroen vangt de strandlopers in het vissersdorpje Iwik, twee kilometer lopen van het veldstation.
We bereiken de Mauretaanse hoofdstad Nouakchott bij avond. De donkere stad ligt klem tussen de Sahara en de Atlantische Oceaan. Warme lucht waait de taxi in. Onzichtbaar stof nestelt zich in neus en keel. Bier, koud bier! Maar bier is onvindbaar in deze islamitische heilstaat. Ik deel een hotelkamer met twee anderen. Ik lig op een matras op de grond en word besnuffeld door nieuwsgierige kakkerlakken. Kakkerlakken zijn gezelligheidsdieren, maar mij hoeven ze niet bij hun feestjes te betrekken.
(oorspronkelijk verschenen 17 jan 2009)