Mauretaans dagboek: Zand als sneeuw
Regelmatig rent een gerbil, een woestijnmuis, voor de auto weg en één keer een jakhals. De maan, Venus en het Zuiderkruis beschijnen het woestijnzand. Het Zuiderkruis is een reuzenvlieger van sterren. Na middernacht en een lange slingertocht door de zandduinen vinden we het veldstation: een tent en een huisje. Bij daglicht blijkt zich daarvoor het gigantische skelet van een vinvis uit te strekken. We lopen erlangs naar zee, een paar honderd meter door zand en duinen met stugge, verdroogde woestijnstruikjes. Ineens beweegt er iets. Een grote loopvogel, zandkleurig en formaat wulp. En nog één en kijk, tientallen. Ze sliepen onzichtbaar tussen de struikjes. Nu zien we hun gele ogen en snavels. Grielen zijn het, vogels van duinen en hei, die tot in de jaren vijftig in Nederland broedden. Over de woestijn zeilen drie velduilen; waarschijnlijk late trekvogels.
Het is eb en het wad is groen van de zeegrasvelden. Hier is het land geel en de zee groen. Zou onze Waddenzee vroeger ook zo groen zijn geweest? We lopen dwars door de sepka terug naar ‘huis’. De sepka is een kale, platte strandvlakte van hard zand met fossiele schelpjes. Tijdens winterse springvloed wordt de sepka bij westerstorm nog wel eens nat. Het wordt heet. De zon brandt te fel om zonder zonnebril rond te kijken. Het zand blikkert als een sneeuwveld. Tropisch of arctisch; het broed- en overwinteringsgebied van drieteenstrandlopers zijn de tegengestelden die elkaar raken. Beide leefmilieus zijn even hard en extreem. Ze zoeken het wel uit, die drieteentjes.
(oorspronkelijk gepubliceerd 20 jan. 2009)