Kamgras is een prachtig gras

In onze tuin groeit kamgras. Kamgras wordt tegenwoordig al als wensoort beschouwd, omdat ie niet bij de woekerende grassoorten hoort, die de stikstofdeken waaronder we ons land instoppen waarderen. Toch kan kamgras aardig wat bemesting verdragen, en betreding en begrazing, en kan het zelfs tegen onkruidverdelgers die tegen hogere, tweezaadlobbige planten zijn bedoeld.
Mest en plantengif – de garage stond er vol mee toen we ons huis betrokken. Er woonde een hovenier en ik heb nog nooit zoveel (verschillende soorten) vergif bij elkaar gezien. Vergif tegen onkruid, tegen mos, tegen slakken, tegen insecten, tegen luizen, tegen schimmels… Er lag zelfs een voorraadje DDT dat in 1969 al verboden werd. En dozen en zakken vol kunstmest. Een hovenier is kennelijk een vertegenwoordiger van de chemische industrie.
Het huis stond al twee jaar leeg, we hebben bijna een jaar geklust en wonen er ook alweer ruim een jaar, dus de tuin heeft al vier jaar kunnen herstellen van het chemische geweld. Het zal vast nog jaren, misschien wel voor eeuwig invloed op de bodem hebben, al dan niet gemerkt.
Hoe dan ook, het kamgras doet het goed in de tuin. Ik vind het een prachtig gras. De schoonheid van grassen wordt sowieso danig onderschat. Kijk eens door de pluimen van witbol en kropaar naar de lage zon, en u trapt nooit meer in de val van modieuze exotische reuzengrassen in stenen potten. Kamgras groeit trouwens graag samen met struisgras, dat een rossige waas over de velden trekt, met veldbeemdgras en met witte klaver. Het staat op de Rode Lijst als ‘bijna bedreigd’, een wonderlijke categorie die nochtans nuttig is. Want bijna bedreigd klinkt bedreigd, en wij mensen zijn hooguit voor bescherming van bedreigde soorten te porren.
De bloeiwijze van kamgras, de aar, ziet er recht en strak uit, alsof je er met je nagel langs zou kunnen raspen, zoals bij een haarkam. De stengel is op de plek van die aar echter zigzaggend. De aar is lichtgroen met vaak een zweem van paars of lila. Het gras bloeit tot begin juli en droogt daarna langzaam uit tot harde, geelbruine halmen.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 23 juni ’25)