Valken en muizen

Voor torenvalken zijn veldmuizen de hoofdmaaltijd. Afgelopen lente en zomer las ik herhaaldelijk dat het een slecht muizenjaar was. Ik las ook herhaaldelijk dat het een goed muizenjaar was. De aantallen muizen kunnen in korte tijd en per gebied sterk verschillen. Het kan na de natte winter muisarm zijn geweest en in de droge zomer muisrijk. Het kan in Drenthe muisarm zijn geweest, terwijl Friesland over een muizenplaag klaagde. Er kunnen veel bosmuizen zijn geweest en weinig veldmuizen.
Bij ons in de buurt waren vast veel veldmuizen. Ik heb tenminste veel torenvalken zien vliegen, ook jonge vogels. Ik vond ook veel meer muizenholen dan anders, maar dat was te danken aan onze hond. Makkelijker dan torenvalken vindt zij muizenholen onder lang gras. Valken zien ze beter in kort gras en kunnen daar ook beter muizen grijpen.
Torenvalken werken een veldmuis van snor tot staart naar binnen. Het zijn die kleine roofvogels die vaak boven de wegberm hangen te klapwieken. Bidden heet dat. Als ze een veldmuis zien, storten ze zich erop. Meestal is het mis, soms is het raak. Dan zie je de valk wegvliegen met een bolletje in de klauw(en).
Er waart al bijna dertig jaar een verhaal rond: torenvalken zouden muizengangen door het gras zien, dankzij de urine die muizen onderweg laten lopen en die ultraviolette straling zou uitzenden. Torenvalken kunnen UV zien en hoeven alleen maar te wachten tot een veldmuis zich over de UV-verlichte paden waagt. In 1998 werd dit in David Attenboroughs The Life of Birds gevisualiseerd als een netwerk van oplichtende sporen.
Zoals veel fascinerende weetjes werd dit kwistig overgeschreven, en ik deed dat zelf eens in een natuurdagboek, waarop vogelonderzoeker Rob Bijlsma mij onthulde dat het een mythe was. Een wild idee, meer niet. Valken hebben ook geen verlichting nodig. Ze zien veel scherper dan wij mensen en wij zien de veldmuizengangen al zonder bril.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 10 oktober ’24)