Zwart op wit
Het land zag er schitterend uit onder een smetteloze deken van sneeuw. Als kind gaven voetsporen in een verse laag sneeuw me altijd een gevoel van spijt. Buren met sneeuwscheppen deden aan heiligschennis. Het door merg en been gaande geschraap van ijzer op steen…
Eén, twee dagen lag er sneeuw. Op alle twijgen lag een laagje, de parkeerterreinen, weilanden en akkers waren wit, intens wit, zacht wit. Prachtig. Zelfs het meest gehavende en geteisterde landschap wordt sereen en smetteloos onder een pak sneeuw.
In de sneeuw vallen vogels en andere dieren op. Ze zijn hun schutkleur kwijt. Ik zag blauwe reigers staan kleumen, buizerds op muizen loeren en kieviten bij elkaar kruipen. Koperwieken, merels, kauwen.., een eend landde in een witte wolk. Een half dozijn knobbelzwanen vloog over in een rij. Wit boven wit – je zou denken dat ze niet opvielen, maar de sneeuw leek ze nog witter te maken, tegen de grijswitte wolkenlucht.
Toen ik opstond was het nog donker, maar de tuin was licht van sneeuw. Een halve, krimpende maan waasde door de nevelige lucht en verdween achter sluierwolken. De tuin werd witter in de dageraad. Ik keek naar de stoep waarop de sneeuw was gesmolten, maar de sneeuw was alleen weg van de stenen, de mosrandjes om de stenen waren wit. Het gras had een witte vacht en ieder takje van de boom, elke plantenstengel droeg een zoompje. De blaadjes van de klimop en de bessen van de hulst droegen een mutsje – honderden toefjes sneeuw.
Ik keek naar boven. De lucht was wit geworden en voor de eerste keer sinds ik in mijn huis woon zag ik over mijn tuin een raaf vliegen. Grote zwarte vleugels, grote zwarte snavel, grote, zwarte wybertstaart. Een fascinerende vogelsoort met een haast menselijke intelligentie. Zomaar boven mijn tuin. En u leest het, zwart op wit.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 13 dec. 2017)