Zomertuin
In mijn verwilderde tuin zijn geel nagelkruid, oranje havikskruid en grootbloemige hertshooi uitgebloeid. Valeriaan en teunisbloem sputteren nog na. Nu zijn brunel, bosandoorn en moerasandoorn aan de beurt. Geel havikskruid is nog niet zo ver. Ik struin door het grasveldje en telkens springen bruine kikkers voor me weg. Ik trek paardebloemen en kleine wilgeroosjes uit en maai en hark het ruigste deel van het gras, om enkele pollen ooievaarsbekken heen.
Er zijn twee nieuwe soorten: knoopkruid en jacobskruiskruid. Knoopkruid staat in knop en het duurt weken voor zo’n knop zijn paarse bloem ontvouwt. De enige bloem maai ik per ongeluk af. Hij mag in het boeket op tafel.
Van jacobskruiskruid staan er twee bossen, een meter hoog. De plant heeft een slechte naam, velen weten dat ie giftig is. Nu zijn er zoveel planten giftig, maar niemand zal lelietjes-van-dalen, sneeuwklokjes of monnikskappen om die reden uitrukken. Jacobskruiskruid lijdt onder verdachtmakingen van paardenhouders, die voor hun dieren vrezen. Paarden zullen echter nooit vrijwillig jacobskruiskruid grazen.
Ik zit op het terras en kom niet aan lezen toe vanwege het jacobskruiskruid. Ten eerste is het een wonderbaarlijk fraaie bloem. Eerst verschijnen de bloemhoofdjes. Dan steekt er een kransje van ranke lintbloempjes recht omhoog. Vervolgens spreiden die lintbloempjes zich uit tot zonnetjes.
Van die wonderbaarlijk fraaie bloemen zijn behalve ik vele insecten gecharmeerd. Ik zie er geaderde witjes en zandoogjes op landen, vijf soorten zweefvliegen, waaronder pyjamazweefvliegen, blinde bijen en pendelzweefvliegen, behangersbijen – die hun nest met stukjes blad behangen, en kleine groefbijtjes. Op de stengel verdringen zich bladluizen en daarop komen mieren af. En hier en daar zit een spin in hinderlaag. Wat een leven in twee jacobskruiskruiden!
(Natuurdagboek Trouw donderdag 14 juli 206)