Zomerse vogels rond het Naardermeer
Zondagmorgen was ik al om acht uur bij Vroege Vogels. Het radioprogramma opereert vanuit het bezoekerscentrum van het Naardermeer. De aflevering zou over de lente gaan. Zondag zou de lente losbarsten met zon en subtropische temperaturen. Maar om acht uur miezerde het onder een grauw dekbed en waaide er een koude wind.
Toch zat er lente in de lucht, want het moerasbos rond het meer gonsde van de vogelzang. Heggemussen, winterkoningen, kool-, pimpel-, matkop- en staartmezen, vinken, bonte en groene spechten zongen, roffelden en lachten. Zij overwinterden hier, maar overal zongen ook zomervogels: tjiftjaffen, fitissen, zwartkoppen; het wemelde ervan. Na de radio-opnamen liepen we een ronde om het meer. Vriendin was ook mee. Eerst even het bos in. Bij een kleine plas zagen we twee purperreigers. Later zagen we nog twee keer een purperreiger in een rietkraag staan. Purperreigers! Prachtige reigers zijn het, en echte zomervogels. De West-Europese purperreigers hebben in Afrika overwinterd. Nederland ligt aan de noordwestgrens van hun broedgebied. Er broeden weer honderden paren, nadat de soort in een dip heeft gezeten. Vooral in de Nieuwkoopse Plassen en de Zouweboezem broeden ze, maar ook in andere natte natuurgebieden.
We hoopten op boerenzwaluwen en die zagen we met tientallen. Ze joegen over het meer. Ook een oeverzwaluw passeerde en zelfs vijf gierzwaluwen. Die arriveren traditiegetrouw pas op Koninginnedag.
En het ging maar door. We zagen witte en gele kwikstaarten, een roodborsttapuit, ganzen met jongen. Boompiepers bleken reeds in de bosrand te baltsen alsof ze er al tijden waren. Al die lentebewijzen; we vergaten bijna dat het bewolkt was, dat het nadrupte en dat je wel uit de wind moest blijven voor die subtropische temperaturen.
(Natuurdagboek Trouw 16 april 2013)