Wulp

Een wulp meet van staart tot snavelpunt zowat zestig centimeter. Een kwart daarvan is de snavel. Met die terneergeslagen reuzensnavel plukken wulpen insecten uit het gras of gewas, peuren ze krabben uit het wad en wormen uit de bodem.
Wulpen zijn bruin en daarmee de minst fleurige weidevogel. Maar ze zijn ook de grootste weidevogel en ze zingen en baltsen prachtig. Dat baltsen en zingen is begonnen. Als weidevogel zijn ze helaas zo goed als verdwenen.
Wulpen broeden hier en daar nog op heiden en in duinen, maar lang zoveel niet meer als vijftig jaar geleden. De kleine akkertjes die ooit aan de grens van duin en hei lagen, hebben plaats gemaakt voor immense weilanden en velden wintergraan, suikerbiet of maïs. Die akkertjes gaven wulpen (en korhoenders en andere voormalige heidevogels) voedsel. Terwijl dat voedsel verdween, verschenen vooral op zondagen de recreanten met hun honden. Wulpen stapten over naar weiland en later naar akkers. Recreanten met honden heb je daar minder. En akkers worden minder vaak met mestinjectors en maaimachines bewerkt dan weilanden.
In de Veenkoloniën van Oost-Groningen en Drenthe broeden nog aardig wat wulpen. Het veen is er allang afgegraven, met hei en al, maar er zijn akkers. En wulpen zijn plaatstrouw. Het zou kunnen dat als hun heide in gras, hun weide in akker verandert, ze er toch blijven broeden.
Op de kwelders en het wad vliegen en stappen honderden wulpen rond, die daar hebben overwinterd en nog niet aan broeden toe zijn, terwijl even verderop een soortgenoot er helemaal klaar voor is. Die zeilt op zijn lange vleugels rond terwijl hij zijn levenslied jodelt, vol fluittonen en trillers.