Witte zeebeer

In haar rubriek over technische hoogstandjes uit de natuur schreef Ylva Poelman een leuk stukje over de ijsbeer. Die witte beer heeft het hoogstandje van een zwarte huid met transparante, holle haren, om zoveel mogelijk warmte te absorberen. Poelman noemt de ijsbeer het grootste landroofdier. Is dat zo? De afgelopen jaren verbleef ik zeven keer in het leefgebied van ijsberen en sprak ik ijsbeerkenners, die de ijsbeer niet zo zouden noemen.
Toen ik dan eindelijk een ijsbeer zag, zag ik een vuilwitte vlek tussen witte sneeuw, grijze rots, turquoize ijs en donkerblauwe zee. Een klein beertje tussen de enorme bergketens, maar van dichtbij inderdaad een reus. Op zijn achterpoten staand is een beetje ijsbeerman anderhalf keer zo hoog als ik.
IJsberen zijn sterk verwant aan bruine beren, maar hebben zich qua uiterlijk in vrij korte tijd enorm aangepast aan hun arctische omgeving. Behalve hun isolerende speklaag en hun warmtewinnende huid en vacht, hebben ze een hoge tolerantie tegen vitamine A, waarvan ze gevaarlijk veel binnenkrijgen met het vet van zeehonden.
IJsberen hebben bovendien een spitsere kop dan bruine beren, met een torpedo-achtige vorm. De kop is nauwelijks breder dan de nek. IJsberen hebben bovendien kleinere oortjes dan bruine beren. Zulke stroomlijnende eigenschappen zijn heel praktisch voor een zwemmend leven. Daarbij hebben ijsberen voetzolen die zo plat en breed zijn als zwemvliezen en neusgaten die zich onder water automatisch sluiten.
Een ijsbeer is te water nog behendiger dan op het droge. IJsberen zwemmen vaak tientallen, soms honderden kilometers naar het ijs waarop zeehonden luieren. Midden op de oceaan zag ik op het pakijs bloedvlekken en pootafdrukken die ijsberen achterlieten. Die ijsbeerkenners rekenen het grootste landroofdier dan ook tot de zeezoogdieren.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 2 dec. 2014)