Winterse nachtvlinder
In de herfst verdwijnen de meeste insecten. Ze trekken weg, gaan dood of verstoppen zich in holtes. Na de winter zullen ze zich weer vertonen en komt een nieuwe generatie uit overwinterende eitjes of larven. Maar sommige insecten keren de zaken om.
Verschillende vlinders maken van de nacht een dag en van de winter een zomer. Neem nou de wachtervlinder. Die leeft ’s winters als vlinder van september tot april. Alleen in de donkerste periode rond december houdt deze nachtvlinder zich bij dag en ontij schuil en wacht hij of zij geduldig af op beter weer. In de lente gaat de vlinder dood en leeft de soort voort als rups – in het holst van de nacht knaagt zo’n rups aan het blad van loofbomen als eik en Spaanse aak. Een andere rups en zelfs een soortgenoot wordt eventueel ook opgepeuzeld; kannibalisme is de wachtervlinderrups niet vreemd. Rond de kortste nacht houdt de rups zich koest in een cocon onder de grond, om zich in de herfst te verpoppen tot heuse vlinder.
Die wachtervlinder is een middelgrote, in rust langwerpige nachtvlinder met bruine vleugels. Op elk van die vleugels is een roomwit, soms oranjebruin vlekje te zien. Dat vlekje is niet volmaakt rond maar heeft een beetje de vorm van een pompebled uit de Friese vlag. Aan weerszijden van beide vleugelvlekjes zitten twee piepkleine stippen in dezelfde kleur. Die worden de satellieten of wachters van de grotere vlekken genoemd.
Wachtervlinders leven in bossen, parken en tuinen waar loofbomen zijn en bij voorkeur klimop. Ze hebben zoals de meeste vlinders weinig nodig – eten deden ze als rups al genoeg – maar een slokje nectar op z’n tijd wordt op prijs gesteld. Er bloeit ’s winters niet veel zoetigheid, maar juist klimop bloeit in de herfst, als de wachtervlinders vliegen. In januari bloeit klimop niet meer, maar dan duurt het niet lang of die klimplant draagt bessen, waarvan wachtervlinders eveneens snoepen.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 28 oktober ’21)