Wachtervlinders in de nacht
Een wit vlekje op elke vleugel, met daarbij twee kleine stippen, als een teddybeer met losse oortjes. Voilà de wachtervlinder. Er zijn meer nachtvlinders met opvallend witte vleugelvlekjes, maar die worden pas later in de lente actief. De gamma-uil bijvoorbeeld, met vlekjes in de vorm van die Griekse letter. De wachtervlinder vliegt juist in de vroege lente veel.
Wachtervlinders vliegen vaak in februari, soms zelfs in januari al. Ze zijn algemeen en fladderen vaak om een buitenlamp heen. Ze doen zich graag tegoed aan klimop. Van deze ecologische superplant lusten ze zowel de bloemen als de bessen. Klimop bloeit als andere planten zijn uitgebloeid, in de herfst. En klimop vormt bessen als geen andere plant bessen vormt: in de late winter en vroege lente. Daar profiteren vele vogels van en dus ook vlinders, zoals deze uiltjes.
Wachtervlinders leggen hun eitjes niet op klimop, maar op loofbomen. Dat ze als vlinder van klimop smullen, wil niet zeggen dat ze dat als rups ook doen. Rupsen eten blad, en klimopblad is niet voor veel soorten weggelegd. Wachtervlinderrupsen geven de voorkeur aan loofbomen, eiken en meidoorns bijvoorbeeld, maar andere soorten zijn ook goed.
De rupsen zijn behoorlijk lang: zo’n vier à vijf centimeter, en zwart, met langs hun zijden witte vlekjes. Ze kruipen rond van april tot juni. ’s Nachts vreten ze hun buikjes vol, overdag dutten ze in een hangmat van een eigenpotig opgerold en bijeen gesponnen blad. Het zijn bepaald geen gezelligheidsdieren. Ze opereren alleen en als ze elkaar tegenkomen, kan de een de ander wel opvreten. Dat laatste betekent natuurlijk ook dat ze juist wel van elkaar houden.
Als de rupsen verzadigd zijn, kruipen ze de grond in, waar ze een paar maanden als pop hun coming-out als nachtvlinder afwachten. Dat doen ze in de herfst. Als het ze te koud wordt duiken ze een tijdje onder, om in de late winter weer op te duiken.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 7 april ’21)