Ja! De eerste blauwborst!
Vanuit het zuiden rukken ze op, evenals de fraaiste foto’s van ze op internet: blauwborstjes. Ooit waren zeldzaam, nu komen ze in vele rietvelden in Nederland voor, en zelfs in struiken en op akkers gaan ze soms broeden. Ze overwinterden in Spanje en Afrika en arriveren vanaf eind maart in Nederland.
Een paar keer per week toog ik naar een brede rietkraag waar ik elk jaar blauwborstjes zie. Waren ze er al? Nee, witte kwikstaarten kon ik krijgen, zingende tjiftjaffen, zwartkopjes, de eerste rietgorzen in hun gitzwarte zomermasker en een enkele roodborsttapuit, maar blauwborstjes, nee.
Zelfs fitissen hoorde of zag ik nog niet. En rietzangers, die tegelijk met de blauwborstjes terugkeren, waren er evenmin al. Hoopvol liep ik turend en met gespitste oren langs het riet. Hé daar bewoog wat, oh een koolmees. Ja, mezen scharrelen ook graag door riet. Oude pluimen, holle stengels – in riet zijn altijd zaadjes en larfjes te vinden.
Vorige week woensdag was het dan toch zover. Ineens klonk een liedje uit het riet. Niet het krasserige van een rietzanger of het swingende van een rietgors, nee, het was melodieuzer. Het klonk nog zacht en aarzelend, maar… ja daar fladderde hij omhoog, en een eindje over het riet. Door de kijker zag ik zijn roodbruine staartvlekken, zijn oranjebruine borstband, en natuurlijk zijn glanzend blauwe keel en hals. Met witte ster erin. Prachtig, wat een kleur, bijna zo uitbundig als een ijsvogel.
Het riet in kwestie staat weliswaar op modderige grond met plassen, maar het is er droog genoeg voor wilgjes om te groeien. Precies zoals een blauwborst het wil: riet met boompjes om in te zingen, met ruig begroeide maar droge plekjes om te nestelen, en natte open strookjes om op insecten te jagen.
De komende maand kunnen we genieten van de prachtige blauwborstjes, terwijl ze hun lijsterachtige kakofonie aan klanken laten horen. Daarna gaan ze aan de leg.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 8 april ’21)