Vreemde kostgangers in de tuin

De jaarlijkse verwennerij van de familie kauw is begonnen. Ik zou een stuk grofmazig gaas om het vogelhuisje moeten fabrieken, waar alleen de kleine vogels doorkunnen. Niet dat ik kauwen geen vogelzaad gun, maar waar de mezen, mussen, vinken en roodborstjes een halve week mee doen, dat werken de zes kauwen in een middag naar binnen.
Ze eten met onstuimige tafelmanieren en morsen met hun woeste gepik een groot deel op de grond. Daar groeiden eerst kerstrozen, maar die zijn verdrongen door een mini-akkertje van tarwe. Als de kauwen eten, posteren merels, tortels en houtduiven zich er graag onder. Zij ruimen de gevallen korrels op. Ook de kauwen zelf strijken na hun maaltijd graag nog even neer voor een toetje van hun eigen kliekjes. En soms waggelen de eenden uit de aan mijn tuin grenzende stadsvijver naar het akkertje. Ze snabbelen er een tijdje en wiebelstaarten dan weer terug.
Gisteren zag ik ineens twee nieuwe kostgangers rondscharrelen. Verrassend snel kwamen ze met behoedzame, maar grote stappen van de oever aanbenen. Tussen het groen onder het voederhuisje pikten ze graantjes mee, terwijl ze om beurten opkeken en waakzaam rondspiedden, en renden plotseling terug naar het veilige water.
De volgende morgen zag ik de waterhoentjes weer. Ze legden hun bezoek op dezelfde wijze af. Kort en krachtig, waakzaam en snel. Even later kwamen ze nog eens. De kauwen waren tussendoor aangewipt en daardoor was ook dit hoenderbezoek de moeite waard. En nu, terwijl ik dit typ, stapt één waterhoen vastberaden de tuin in, inspecteert de voederplek, constateert dat er niet genoeg te halen valt en beent weer terug. Wilde hij de buit stiekem zelf opeten of was hij als verkenner vooruit gestuurd om eventueel goed nieuws naar zijn partner te roepen?
(Natuurdagboek Trouw woensdag 23 nov. 2016)