
Een lezer mailde me dat hij zich erover verbaasde hoe snel zilvermeeuwen present zijn als hij een klokhuis op het gras gooit. Een dag later zag ik iemand een klokhuis op het gras gooien, ‘voor de merels’. Binnen enkele seconden landde er een zilvermeeuw naast. Hij pikte het klokhuis op en vloog ermee de straat over, om daar in het gras met de buit neer te ploffen. Het gras aan de overkant leek hem vast groener. Hij legde het klokhuis neer, keek even rond en wilde net een eerste pik nemen, toen een tweede zilvermeeuw zich erbij voegde. Het duurde even voordat de meeuwen het roerend eens werden over de verdeelsleutel.
Ik kreeg een doorschijnende kunststof buis met twee gaten aan de zijkant. Ik deed zaadjes in de buis en hing hem op een plek waar ik nog nooit vogelvoer had gepresenteerd. Ik had me nauwelijks omgedraaid of de eerste koolmees hing al aan de trog.
Hetzelfde gebeurde met een klein voederbakje dat ik met zo’n zuignap op het raam plantte. Binnen een minuut dienden zich de mezen aan.
Hoe weten die vogels dat voedsel zo snel te vinden? Niet omdat ze het ruiken, de meeste vogels hebben geen fijne neus. Ik denk simpelweg doordat ze uit hun doppen kijken. Ze hebben veel betere ogen dan wij. Hun ogen staan bovendien aan weerszijden van hun kop, zodat ze in één oogopslag bijna in de rondte kijken. En ze zijn alert. Wie niet alert is, overleeft niet lang. Valt één meeuw of mees iets eetbaars op, dan zullen andere vanuit de verte zien dat die ene ergens opafvliegt. Ze nemen voor de zekerheid poolshoogte…
(Natuurdagboek Trouw donderdag 4 dec. 2014)