Scholekstersoos

De scholeksters hebben zich verzameld in de soos, zie ik tijdens een wandeling. Soos is een afkorting van ‘sociëteit’: gezelligheidsvereniging. Of de scholeksters in hun soos gezelligheid zoeken, is lastig te zeggen. Wat hun drijfveer ook is, na de winter verzamelen ze zich in deze en andere sozen: vaste plekken waarvandaan ze hun broedgebied in beslag nemen.
Dat broedgebied slinkt en daarmee het aantal scholeksters. Ze broeden op kwelders, maar niet meer op stranden, weinig op akkers en nauwelijks nog op weilanden. De betreffende scholekstersoos bevindt zich in natuurmonument Kardinge, bij Groningen. Daarvandaan bevolken ze de platte daken van gymzalen, scholen en bedrijven. Ook op een vlot dat voor visdiefjes bedoeld is broedt weleens een stelletje.
Kennelijk vinden de vogels dat de winter voorbij is. De lente begint steeds eerder – het klimaat veranderen en de vogels veranderen mee. Scholeksters zijn flexibel. Ik vind het bewonderenswaardig hoe ze hun broedplek al een paar keer hebben aangepast aan de heb- en vernielzucht van ons mensen. Hun laatste toevlucht zijn platte daken. Daarop zijn hun eieren en kuikens veilig voor landbouwmachines. Pas als de kuikens hun sprong overleven, begint het gevaar: katten.
Wie waar broedt, wordt waarschijnlijk bekokstoofd in de soos. Er staan zo’n 25 schollies bij elkaar, en er wordt gedreigd, gefleemd en geklierd. Nog eens vijftien vogels staan in een dependance verderop. Die roepen luidkeels een herhaald ‘tepiet’ tegen elkaar, en vliegen in hun eentje of in groepjes van twee tot vier naar de hoofdvestiging, tot er nog maar één scholekster in de dependance is. Die staat op de grazige oever van een meer. Hij of zij heeft het rijk alleen, afgezien van de meerkoeten, ganzen en aalscholvers die tien meter verderop staan te ruziën. Die ene scholekster zal ook wel naar de soos gaan, maar ik wacht daar niet op en wandel verder.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 23 februari ’23)