Nu al bosanemonen…
Bosanemonen in februari; het moeniegekkerworre. Ik was van plan u, lezers, te vragen wie de eerste zag bloeien, maar dat is dus al te laat. Ook klein en groot hoefblad en speenkruid is al in bloei gevonden, maar niet door mij. In Groningen hobbel ik met lentewaarnemingen altijd achter de fanfare aan.
Bosanemonen kunnen loofbossen voorzien van een wit tapijt. De oogstrelende bloemen (soms met een zweempje purper over de buitenste bloemblaadjes) richten zich naar het licht, dat in een bos vaak van boven komt. Dat bos is in de vroege lente nog bladerloos, dus het licht bereikt de grond. Elke witte bosanemonenbloem staat daar op een eigen stengel.
In mijn tuin staan een paar bosanemonen, maar ik zie ze nog niet. De ronde blaadjes van speenkruid komen eerder dan hun bloemen uit de grond. Bij bosanemonen verrijzen de blaadjes vaak iets later dan de bloemen, soms ook tegelijk of wat eerder. Nu is er van die gekerfde groene handjes noch van de bloemen al iets te zien.
Maar lang zal dat niet meer duren. Na de bloei verdwijnen zowel de bloemen als de bladeren weer. Zoals wel meer van die vroege bosbloemen zouden ze later in de lente en in de zomer weinig aan hun blad hebben. Het bos wordt dan lommerrijk en te donker voor efficiënte fotosynthese. De plantjes verschrompelen dus en slaan hun suikers op in een ondergrondse wortelstok, waaruit ze de volgende lente weer opbloeien.
Via die wortelstokken kunnen ze zich verspreiden, maar ze maken ook zaadjes. Die worden door mieren verspreid. Ze moeten wel in één keer op een goede plek terechtkomen, want ze gaan maar een jaar mee. Dat lukt niet vaak, en daarom verspreidt de soort zich langzaam: via wortelstokken is een meter per jaar veel. Dat ze toch in bosjes, parken en tuinen opduiken komt vaak doordat ze geplant worden. Daarbij is voorzichtigheid geboden, want vocht uit een bosanemoon kan de mensenhuid irriteren.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 22 februari ’23)