Schijnaardbei met schijnvrucht

De bosaardbeien dragen vrucht. Of beter: ze schijnen vrucht te dragen, maar dragen schijnvrucht. Als ui een aardbei eet, eet u de rooskleurige bodem van de bloem. Die is uitgegroeid tot een sappige en vlezige lekkernij. Op de bloembodem groeien de zaadjes, u ziet ze als pitjes aan de buitenkant. Elk pitje is een apart vruchtje. Eet u één aardbei, dan eet u dus een mondvol vruchten.
De wilde bosaardbei is kleiner, iets taaier maar vaak lekkerder dan gekweekte aardbeien, hoewel die uit eigen tuin ook heerlijk smaken. Ze bloeien met witte bloemen rond een geel hartje. Ik kocht voor een krats een doos aardbeien op de markt. Ze waren aan het eind van hun Latijn, het was zaterdagmiddag, ze moesten op. Overrijpe aardbeien zijn heerlijk, maar zien er niet uit, dus pureerde ik ze tot aardbeisap. Het gekke is dat het sap minder zoet smaakte dan de aardbeien zelf, geen idee hoe dat kan.
Mij werd wel eens gezegd dat die bosaardbeitjes waar ik reeds bukkend naar greep oneetbaar en zelfs giftig waren. Daar geloofde ik niets van. Als kind at ik er soms tientallen van en toch bleven de gevolgen beperkt tot hooguit een soepele stoelgang. Aardbeien zitten zelfs vol vitamine C, vooral wilde. Maar toen ik in een tuin voor bosaardbeien nogal dikke en glanzend rode exemplaren aantrof en de verleiding niet weerstond, bleken ze volkomen smakeloos te zijn.
Ondertussen kwam ik erachter dat er ook nog schijnaardbeien bestaan. Die zijn gekweekt door aardbeien te kruisen met potentilla’s. Het zijn sierplanten voor in tuinen en parken. En zoals zoveel potentilla’s hebben ze gele bloemen.