Rouwmantel met gouden rand

De rouwmantel is een prachtige vlinder die tot vijftig jaar geleden in Nederland voorkwam. Soms zwerven rouwmantels nog vanuit Zuid-, Noord- of Oost-Europa ons land in. In 1995 en in 2006 kwamen er zelfs zoveel rouwmantels, dat er van een invasie gesproken werd. De vlinders kunnen in holle bomen of andere beschutte ruimtes overwinteren en vliegen dan in april en begin mei weer rond.
Ik was een keer in de Biebrza, het uitgestrekte stroomgebied van de gelijknamige rivier in Polen, een gebied waar alle scharrelveehouderij-wildernissen van Nederland in zouden passen. Er zijn uitgestrekte blauwgraslanden met behalve zeggen ook een wit-roze overvloed aan waterdrieblad, er broeden de meest uitzonderlijke vogels, er zijn bejaarde bossen met elanden en holle bomen. In die holle bomen kunnen rouwmantels schuilen, terwijl ze van gewonde bomen de hars opslobberen. Ik zag rouwmantels zich soms samen met wespen verdringen om een boomwondje waar energierijk sap uitsijpelde.
Je zou van een rouwmantel verwachten dat zo’n jas een rouwrandje heeft. Maar de vlinders hebben juist een donkere jas met een witte rand. Of sterker nog: een gouden rand. De mannetjesvan deze vlinders hebben een gele rand langs de vleugels, bij de vrouwtjes is het geel zo licht, dat de randen in de zon wit lijken. Hun vleugels lijken trouwens wel zwart, maar zijn donkerroodbruin. En langs de gele rand schittert een rij hemelsblauwe vlekjes.
De vrouwjes zetten hun eitjes af in klusters, op de bast van een loofboom. Berken zijn geliefde kraambomen, maar prunussen, populieren en wilgen voldoen ook. Die eitjes komen ongeveer tegelijktijdig uit, waarna er een rupsenmassa wriemelt. De rupsen vergeten hun broers en zussen als ze ouder worden en gaan dan hun eigen weg.
(Natuurdagboek Trouw maandag 4 mei 2015)