Paarbladig goudveil

Een plantje voor de klein-maar-fijnproever is het: goudveil, in de lente gelig bloeiend in de halfschaduw van nog niet zo dicht bebladerde bronbossen. Daar kan het plantje om zich heen groeien tot bodembedekker.
In Nederland komen twee soorten voor: paarbladig goudveil en verspreidbladig goudveil. Ze zijn te onderscheiden aan hun blaadjes. Die van paarbladig goudveil staan in paren, die van verspreidbladig goudveil verspreid. Soms kloppen plantennamen. Maar hoewel ze een goudgele sluier over de bosgrond draperen, heeft weet ik of veil verwijst naar het Engelse woord voor sluier.
Een oude naam van goudveil is gulde steenbreek. Goudveil is inderdaad een steenbreek, en in bergachtige streken doen paar- zowel als verspreidbladig goudveil het goed op natte rotsen. In ons rotsarme Nederland staan ze het liefst langs een helder bosbeekje. Dat ontspringt in de buurt in een zogenoemd bronbos met essen, elzen en eiken. Ook bosanemonen zijn vaak aanwezig en andere planten. Maar niet te veel.
Bosbodems zijn best voedzaam, en beide goudveilen hoeven geen schrale grond te hebben, maar waar stikstof uit de veeteelt neerslaat, maken ze plaats voor kleefkruid en brandnetel. Het water waaraan ze groeien moet zuurstofrijk zijn, en daarom heeft stromend water de voorkeur. Kwelwater is ook goed en een af en toe overstromend bosje wordt eveneens aanvaard. Laag gehouden waterstanden zijn funest.
Beide goudveilen zijn in Nederland zeldzaam, want niet-vervuilde beekjes zijn er nauwelijks meer. Toch zijn er in natuurreservaten nog meerdere groeiplaatsen. In Zuid-Limburg en Twente komen beide soorten voor. In Noord-Limburg, bij Nijmegen, in Montferland en op de Veluwezoom is paarbladig goudveil talrijker, rond de Drentse A staat juist alleen verspreidbladig.
Een vriend van me woont aan de Veluwezoom en wist paarbladig goudveil te vinden en daar wandelden we naartoe. Ik knielde voor een foto.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 30 april 2021)