Oosterse lijsters in de tuinen
De afgelopen week kreeg ik een paar vragen over vreemde vogels in de tuin of in een veld. Ook op de sociale media verschenen foto’s van deze vogels. Het betrof een grote lijstersoort, met roestbruine vleugels en bovenrug, grijze kruin, nek en onderrug, zwarte staart, gebroken witte buik met vlekjes, een gelige borst en een gele snavel met donkere punt.
Kramsvogels broeden in Noord- en Oost-Europa tot in Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk toe. In de Ardennen en Eifel zijn ze algemeen, en soms broeden er een stuk of wat in (Zuidoost-)Nederland. ’s Winters zwerven ze rond en zijn ze talrijk in Nederland. Net als van koperwieken komen de meeste kramsvogels uit Scandinavië, om hier de winter door te brengen. De laatste tijd zijn er vast veel Oost-Europese kramsvogels bijgekomen. Ze eten bessen en appels, zaden en wormen.
Aan het eind van de winter zijn de appels en bessen op, op klimopbessen na. Voor zover wormen en larven nog leven, wachten ze in schuilplaatsen op de lente of zitten ze onbereikbaar in de bevroren grond. Zelf vriezen ze niet dood omdat ze suikers bevatten die hun vriespunt verlagen. Die suikers maken hen zoet, heerlijke hapjes voor kramsvogels (en merels, koperwieken, zanglijsters, spreeuwen) maar onbereikbaar.
De kramsvogels zoeken hun heil in tuinen, zeker als daar klokhuizen en ander lekkers te vinden is. Drinkwater is ook een lokkertje. De vogels zijn bereid voor een tuin hun groep te verlaten en verspreiden zich over dorpen en buitenwijken. Daarom kan er één kramsvogel in uw tuin belanden.
Nu de vorst voorbij is, trekken de kramsvogels niet massaal terug naar het noorden of oosten. Ze blijven nog even om aan te sterken. Dat valt in het schraalhanzige maart niet mee. Gooi broodkorsten en klokhuizen dus niet weg, maar serveer ze liever aan de krams- en andere vogels.
(Natuurdagboek Trouw maandag 5 maart 2018)