Onbevreesde steenlopers

De bazaltblokken op de zuidpier van IJmuiden zien langs de waterlijn felgroen van de algen. Er scharrelen steenlopers over, roestbruin-wit-met-zwarte waadvogels op oranjerode poten. Ze zijn uit hun noordelijke broedgebieden gekomen om hier de winter door te brengen. Ze eten zeediertjes die zich aan de stenen hechten en bij eb droogvallen.
De steenlopers wagen zich tot vlakbij ons. Ze hebben ook meer te duchten van de slechtvalk, die zich bijna loodrecht op hen stort. Van schrik scheren de steenlopers zich weg over het water, waar de valk ze juist zou kunnen pakken. Maar hij mist en klapwiekt weg.
Er scharrelen kleine zangvogels rond de steenlopers. Oeverpiepers zijn het. Er vliegen er ook veel over, al kunnen dat net zo goed graspiepers zijn. Verder zijn er enkele tapuiten en passeert er een grote gele kwikstaart.
Tussen de vele steenlopers ontdekken we één vroege paarse strandloper, ook al zo’n noorderling die ondanks zijn naam meer van steen houdt dan van strand.
Andere strandlopers zien we niet, zelfs geen bonte. Ook op het zandstrand aan de voet van de pier ontbreken die. Kanoetstrandlopers en drieteenstrandlopers zien we evenmin. Wel staat er een grote groep meeuwen en scholeksters te dutten. Onder de meeuwen bevinden zich zilvermeeuwen, kleine en grote mantelmeeuwen van diverse leeftijden, zodat hun verenkleden mooi te vergelijken zijn. Volwassen zilvermeeuwen zijn grijs met wit, mantelmeeuwen zwart met wit. Grote mantelmeeuwen zijn een stuk groter dan kleine en hebben roze poten. Kleine mantels hebben gele poten.
Tussen de meeuwen en scholeksters staat één vreemde kostganger: een rosse grutto. Als de scholeksters opvliegen, scheert hij zich weg naar zee. Daar strijkt hij neer bij de waterlijn om door ondiep water te waden.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 13 okt. 2015)