
Voor natuur hoef je niet veel te doen, dacht ik altijd, je kunt beter veel niet doen dan wel, de natuur groeit en bloeit zelf wel. Vroeger werd natuur beschermd tegen mensen en machines. Daarom bekruipt mij soms twijfel als ik doordeweeks en buiten het toerismeseizoen door het bos, over de hei of langs de rivier wandel. Meestal kom ik rupsbanden, graafarmen en machinegeronk tegen. Volgens natuurbeheerders is zulke bedrijvigheid van tijdelijke aard. Even de randvoorwaarden regelen. Maar onze neerslag blijft stoffen aanvoeren die behalve landbouwgrond ook de natuur bemesten. Om dat te compenseren, kun je bezig blijven met tijdelijk aardlagen afgraven. Andere gebieden moeten worden herschapen tot wat alvast op schitterende kleurenplaten wordt vertoond. Wat er niet inpast, moet weg.
Gelukkig heb ik nooit cynische buien, anders zou de sombere gedachte kunnen opborrelen dat natuur er is om planologen, landschapsarchitecten, baggeraars en bouwbedrijven aan het werk te houden.
Nu heeft staatssecretaris Sharon Dijksma een soort deltaplan voor de natuur beraamd. ’s Lands kust gaat op de schop. Ik vind het prachtig als kustovergangen natuurlijk zijn, als zoet en zeewater elkaar tegenkomen, als getijden mogen schommelen. Maar we lijken alles om de zoveel tijd totaal om te gooien. Eindelijk hebben de afgesloten zeearmen hun turbulente verleden verwerkt en een nieuw ecosysteem gevormd, of ze worden heropend. En voor het hele strand worden zandbanken opgespoten, waardoor het bodemleven dood gaat. Tegen de tijd dat het zich herstelt, komt er een nieuwe tijdelijke ingreep. ‘Dynamiek’ is steevast het verhullende toverwoord.
Mij bekruipt dus soms die twijfel, zei ik al, ik weet het niet zeker. Misschien kan de natuur wel helemaal niet zonder mensen en machines.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 13 feb. 2015)