Meer merels in de tuin

De sneeuw is gesmolten als ik zaterdag uit het raam naar mijn tuin loer. Wel verdorie, een kat lebbert aan het drinkbakje. Zo wordt het niks met mijn tuinvogeltelling. Ik jaag de kat weg en stel mijn telling vijf minuten uit.
In de appelboom scharrelen twee koolmezen. De een lijkt zijn snavel in de stam te boren – wellicht zit daar een larfje in een kier. De koolmezen vliegen naar de buurtuin, die nog net niet verhard is, maar waar voor vogels weinig te halen valt. Ze vliegen terug, maar ik tel ze natuurlijk niet opnieuw.
Twee andere mezen snorren door de struiken: pimpels. Ze buurten even bij de buis met zaadjes, alvorens naar de vetbol te fladderen. Die vetbol krijgt ook bezoek van het roodborstje. Ze zeggen dat een roodborst in de tuin niet steeds dezelfde vogel hoeft te zijn, maar dit vetbolvogeltje lijkt me al een tijdje hetzelfde, atletische exemplaar. Doorgaans hangen roodborstjes niet aan de vetbol. Mussen, tortels, de gaai en zelfs mijn vaste familie kauw laten het dit halve uur helaas afweten, maar er komt wel een staartmees langs.
Op de grond scharrelen vinken, twee mannetjes en twee vrouwtjes. Ze zijn gekomen toen er sneeuw viel – code Wit is voor vinken vaak aanleiding om tuinen te bezoeken. Ze pikken zaadjes uit dode zomerplanten en eten gemorste brokjes vetbol.
De merel die telkens in mijn appelboom overnacht doet wat de vinken doen: rondscharrelen en brokjes vetbol oppikken. De merel is ook een dankbare gebruiker van het drinkbakje, zolang daar geen kat aan lebbert.
Na het weekend check ik bij Vogelbescherming de landelijke scores van de jaarlijkse Tuinvogelteling. De merel is vaker gezien dan vorig jaar, 90 tegen 70 duizend, maar nog altijd minder dan vóór het Usutuvirus twee jaar geleden toesloeg. De spreeuw haalt met zijn elfde plaats de top-10 weer niet, al scheelt het net als vorig jaar weinig. De huismus wist zijn eerste plek te handhaven.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 30 januari 2019)