Lijsters boven de Harz
In de Harz beklimmen we tussen de buien door de hoogste top van de Harz. De Brocken, die dankzij Goethe beroemd werd als zetel van de heksen. Goethe schreef lyrisch over de bossen van de Harz, die hij als ambtenaar niettemin rigoureus liet omhakken. Met het hout werden mijnschachten gestut. Uit die mijnschachten kwam steenkool. Dat is de brandstof van de stoomtrein die vol toeristen de Brocken op tuft, zwarte rook- en witte stoomwolken blazend. De trein nadert de top vanuit het noorden, wij vanuit het zuiden. Als we er bijna zijn, schrikken we ons wild van de stoomfluit.
Het pad op de Brocken is uitstekend begaanbaar, te goed haast. Je zou er met een auto overheen kunnen, zo breed is het. Het voert ons geleidelijk omhoog. Dankzij de buien zit de trein vol en blijft het pad leeg. We horen grote bonte spechten, ruiken aan guldenroedes en wilgeroosjes en zien een veenbesparelmoervlinder. Op de top stormt een ijzige wind ons om de oren. Er zijn torens, masten en restaurants. We wandelen weer naar beneden en zoeken een droge plek voor de nacht, als ineens de wolken vluchten voor de avondzon. Die zet de bloemenweelde op een dijkje in brand. De dijk houdt een klein stuwmeer tegen. Er bloeien wilde bertrams, wilde penen, engelwortels, grasklokjes, vingerhoedskruiden – kleuren en geuren. We zetten de tent op en zwemmen in het meer. In de laatste zonnestralen eten we wat.
Terwijl het meer zwart kleurt, horen we knarsende vogelgeluiden. Tegen de avondhemel vliegen groepjes lijsters over. Grote lijsters zijn het. Het ene groepje na het andere koerst knarsend naar het zuiden. Augustus, de vogeltrek is begonnen.