Kruipen en hoppen over het strand
Het strand van Schiermonnikoog is weids, woest en ledig. Aan de waterlijn, op een halve kilometer van de duinrand, is het nog zout ook. Hier zou je geen insecten of spinnen verwachten, maar die zijn er wel. Er zijn in de zomer altijd strandvliegen en wiervliegen. Strandvliegen hoppen rond op zoek naar iets eetbaars en op de benen van badgasten. Ze prikken evenmin als wiervliegen. Die zijn donkerder gekleurd en zwermen op aangespoeld zeewier.
Ik zit op het zand en kijk naar het gewriemel. Er vallen me steeds meer insecten op. Behalve afgedwaalde rozenkevers en heersbeestjes, een weggewaaide vlinder, een voorbij snorrende libel, wat verdwaalde hommels, bijen en zweefvliegen en een door mijzelf meegelokte daas, zie ik een groene snuitkever door het zand voortploegen. Hij laat een mini-tankspoortje na. Een pissebed maakt het zich nog moeilijker. Hij beklimt een zandhoopje dat bovenaan steil wordt. De pissebed ploetert met al zijn pootjes steeds trager voort, tot ie de halve helling terugrolt. Dan klimt hij opnieuw van onder af aan.
Wij mensen kunnen van het kruipende gedierte nog wat leren aan doorzettingsvermogen, al lijkt het soms een hopeloos doorzettingsvermogen.
Er beent een spinnetje voorbij dat geen moeite met de zandkorrels lijkt te hebben. Het spinnetje is zo klein, dat ie de korrels wellicht als comfortabele stapstenen ervaart. Het is een dwergspinnetje, ook wel hangmatspinnetje genoemd. Wellicht is het de schorrendwergspin. Dwergspinnen weven horizontale webjes als hangmatten tussen grassprieten. Deze zal nog een heel eind richting duinrand moeten wandelen voor de dichtstbijzijnde sprieten.
Daar, aan die duinrand, houden de kleurrijke rupsen van de kleine, witte bastaardsatijnvlinders de duindoorns en kruipwilgen kaal. Ze mogen wel oppassen voor de zandloopkevers, die daar rondjagen.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 22 juni 2016)