Kruidige lezerswandeling in Amsterdam
Zaterdag was het Trouw-dag. Honderden lezers bezochten de Trouw-burelen. Twee groepen waren bereid met mij een ommetje te maken. Ik ben hen dankbaar, want op congressen krijg ik meestal hoofdpijn, terwijl ik verlangend uit het raam kijk naar de stralende hemel. De lucht is altijd stralend blauw als ik in congreszalen moet binnen zitten. Zelfs deze zaterdag klaarde het na 2 druppels helemaal op. De zangvogels fleurden er minder van op, dan ik hoopte, maar toch zagen en hoorden we allerlei soorten. Kool- en pimpelmees, winterkoning en heggenmus, tjiftjaf en zwartkop zongen even. Gierend scheerden van tijd tot tiojd halsbandparkieten over, verschillende soorten meeuwen stortten zich in een gracht, op het brood van een een eendenvoerder. Jonge eendjes zagen we helaas niet, maar wel een meerkoetennest met twee eieren op stukken plastic. Boven Artis torenden de enorme nesten uit van blauwe reigers. Stadsecoloog Remco Daalder had me getipt dat het de grootste kolonie was geworden van Amsterdam, met 170 paar. We liepen om Artis heen en keken de Polaklaan in met bomen en weeldirige voortuinen, volgens Daalder het laatste huismussenbolwerk van de hoofdstad. Als op bestelling snorde een zwerm mussen over ons heen.
Qua zoogdieren bleef de teller steken op twee zebra’s in Artis. De koude wind hield ook de insectenscore laag. Wel vonden we aardig wat wilde planten in bloei, zoals kleine veldkers, zandraket, pinksterbloem, look-zonder-look, bosanemoon, klein kruiskruid, hondsdraf, paarse en witte dovenetel, Robertskruid.
Een dame snoof eens diep en zei verrukt dat ze de kruidige geur opsnoof van hoe heette die struik ook alweer? Ze reageerde verrast op de oplossing: Cannabis sattiva hollandica, beter bekend als nederwiet.