Kleurige spin

Aan hun zwarte en gele strepen danken wespspinnen hun naam. Ook hun tweede naam danken ze daaraan: tijgerspin. Dat ze ook witte strepen hebben, wordt gemakshalve genegeerd. Met de zwart-geel-witte strepen zijn wespspinnen één van de kleurigste spinnen des lands. Ze glanzen erbij en zijn behoorlijk groot. Hun opvallende verschijning schrikt spinnenjagers eerder af dan dat het ze aantrekt. Die zien zwart met geel en denken: eek! Wegwezen!
Het zijn altijd vrouwtjes, die kleurige spinnen, die ondersteboven in een web hangen. Mannetjes zijn bruin, glanzen niet, zijn hooguit een halve centimeter lang en hebben nooit zo’n dik achterwerk. Daarin bewaart het vrouwtje namelijk de eitjes tot die rijp zijn voor de leg.
Een vrouwtje verspreidt een onweerstaanbare geur voor mannetjes. Een wespspinnenman benadert zijn lustobject voorzichtig, want je weet maar nooit met zo’n enorme, volslanke minnares. Het risico is groot dat het mannetje na de daad verorberd wordt. Dun, klein mannetje voedt zijn grote, dikke vrouw. Een feeder noemen ze zo iemand toch? Als een mannetje de daad overleeft, kan hij hooguit nog één keer met een ander paren. Want hoewel hij twee geslachtsorganen heeft, laat hij daarvan bij iedere penetratie één achter.
Wespspinnen komen nog maar sinds 1980 in Nederland voor. Toen werd de eerste in Limburg gezien. Er kruipen en vliegen vanuit het zuiden tientallen soorten spinnen, insecten en andere kleinoden de grens over. De meeste halen het nieuws niet, de kranten kunnen wel bezig blijven. Maar de woest aantrekkelijke wespspin haalde het nieuws elke keer, dat er weer een noordelijker exemplaar werd betrapt. Ondertussen vangen de spinnen sprinkhanen op heiden en graslanden in Noord-Nederland. Zelfs de Noordzee zijn ze al overgestoken.