Kleine vroege bloeier

Kleine vroege bloeier

Kleine veldkers. Foto Koos Dijksterhuis
Kleine veldkers. Foto Koos Dijksterhuis

U moet ervoor hurken, bukken, knielen, anders vallen de bloempjes van de kleine veldkers u niet op. De zaadjes van vorig jaar hebben geworteld, de blaadjes stonden al een tijd als veelbelovende rozetjes klaar. Vroeger zag ik die blaadjes wel eens voor pinksterbloemen aan. En in die verwarring was ik blijkbaar niet de enige, want Friezen noemen het plantje Lytse pinksterblom. In het Duits luidt de naam Behaartes Schaumkraut, wat me in eerste instantie aan behaard schaamkruid doet denken, maar dat zal mijn verdorven geest wel zijn.

Behaard zijn de stengeltjes van de kleine veldkers zeker. En verder zou de plant naar sterkers smaken. Niet naar iets sterkers, maar naar ster-kers. Ook zou veldkers smaken naar kardemom, die specerij waarmee Indiërs hun in buffelmelk getrokken, mierzoete thee kruiden. Daarom heet veldkers Cardamine. Kardemom is trouwens familie van gember, één van de drie etenswaren die ik niet lust, wat ik geheim houd, omdat over gembersmaak uitstekend valt te twisten. De mensen geloven eenvoudigweg niet dat ik het vies vind. Maar aan mij raakt u uw met gember verriijkte appeltaart niet kwijt, dank u.

Kleine veldkers krijg ik nooit ergens te eten. Hoe culinair mijn vrienden ook zijn ingesteld, zeker in vergelijking met ondergetekende, wilde planten staan zelden op hun menu. Zelfs gangbare ingrediënten als zeekraal of champignons worden alleen genuttigd als ze in plastic verpakt uit de winkel komen. Zelf plukken vinden ze eng, vies of raar en ze weten maar nooit of het verboden is. Ik voel me zelf ook altijd een beetje een rare snuiter als ik in de bosjes jonge zevenblad pluk voor de stamppot. De kleine veldkersjes laat ik staan. Dan bloeit er alvast wat!

(Natuurdagboek Trouw dinsdag 10 feb. 2015)

DELEN
Reacties zijn gesloten.