Klappies in de kruin
Dat ik in Roemenië nauwelijks klapeksters zie, komt volgens vogelonderzoeker Jan van Diermen doordat de doorgaans zichtbare vogels aan het nestelen zijn. “Dan leven ze een paar weken onopvallend.” In een gebied van zo’n vijfduizend hectare rond zijn Roemeense woonstek heeft Jan zeven klapeksternesten gelokaliseerd en is hij er nog drie op het spoor. Hij wijst op een witte abeel waarin zowel kramsvogels als klapeksters broeden. Een schel geluid bewijst de aanwezigheid van een klapekster, maar we zien hem niet. Wel zien we laag in de kruin het kramsvogelnest. De kramsvogel, een stevig gebouwde lijster, vliegt weg. “De klapeksters nestelen veel hoger”, wijst Jan, “je herkent het nest aan de pluizen wol.”
Hij vertelt dat kramvogels en klapeksters vaker bij elkaar broeden. De reden daarvoor wordt ter plekke gegeven door een roek. De grote, zwarte vogel, uitgerekend de enige kraaiachtige waarvan geen gevaar te duchten valt, wil in de boom gaan zitten. Met heftig geratel en geknetter stijgen twee klapeksters op uit de kruin. Ze storten zich op de roek. Die deinst terug en sjeest ervandoor. “Me dunkt dat de kramsvogels daar baat bij hebben”, zegt Jan. “Het werkt ook andersom, als kramsvogels een groepsaanval op een ekster of torenvalk inzetten.”
Nog even en deze “klappies”, zoals Jan ze liefkozend noemt, leggen eieren. Dan gaat het vrouwtje broeden, terwijl het mannetje in de omgeving voedselrijke plekken afstruint: “vochtige overhoeken in akkergebied, of weiden hogerop, die ze van boven naar beneden afstruinen op veldkrekels. Op die voedselplekken maken ze ook lawaai tegen indringers zoals ik; het zijn verspreide snippers territorium.”
We lopen naar een nest om de eieren te tellen, in een schietwilg. De klapekster vliegt weg. Jan klimt in het krakerige boompje en telt via een spiegeltje zeven eitjes. “Zeven! Het leek me een moeilijkseizoen, ook vanwege een laat legbegin, maar acht is het hoogste aantal dat ik hier ooit vond!” Jan is boven de zestig en had onlangs een ingreep aan zijn hart, maar grijpt iedere kans op bomen klimmen.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 8 mei ’18)