Keep in de tuin!
Er landde een keep in mijn elektronische postbus, gestuurd door regelmatige foto-stuurder Meint Mulder. Hij had de keep in zijn tuin gekiekt, de bofkont.
Als kind zag ik kepen in de tuin van mijn ouderlijk huis in Amersfoort. Amersfoort ligt aan het bos. Kepen zijn bosvogels. Ook bij ons huisje op Schiermonnikoog zie ik ze weleens. Ze eten er de zaadjes uit elzenproppen en ze eten van de knoppen van vogelmuur en andere onkruidjes in het gras. Nog meer houden kepen van beukennootjes. Als er bij ons veel beukennootjes zijn, kunnen de kepen die onderweg uit Scandinavië ons land passeren, hier blijven plakken. Het is nu een goed mastjaar, dus wellicht blijven er meer kepen overwinteren dan anders. Er overwinteren altijd kepen, maar hun aantal verschilt sterk. Er blijven na de winter trouwens vaak een paar kepen in Nederland overzomeren. Soms gaan ze dan zelfs broeden en zijn er zingende mannetjes te horen en te zien, in vol zomers ornaat: oranje met zwart.
Kepen lijken op vinken. Ze zijn dan ook lid van de vinkenfamilie. De mannetjes maken een contrastrijkere indruk dan vinken, iets zwart-witter. Als ze opvliegen hebben ze een witte stuit. Bij nadere inspectie blijken hun lichte borst en schouders oranje te zijn. Kepenmannen hebben meer oranje dan vinkenmannen. Vrouwtjeskepen ook. Die zijn lichtoranje met wit, ze zien er veel lichter uit dan de grijsbruine vrouwtjesvinken. Kepen hebben een iets forsere kop en zwaardere snavel dan vinken en een iets korter staartje. Als kepen weg- of overvliegen laten ze net als vinken een kort roepje horen. Vingen roepen “dup”, kepen roepen “kep”.
Hun roepje verklaart hun naam; keep is een onomatopé.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 11 dec. 2015)