Juffers in de boom

In een sloot zag ik een waterjuffer eitjes afzetten. Ze stipte met haar kont telkens de waterspiegel aan. Een houtpantserjuffer was ze dus niet. Houtpantserjuffers zetten hun eitjes niet af in het water, maar in de bast van loofboomtakken. Die moeten wel boven het water hangen, want de larven laten zich van de tak af in het water plonzen. Daar vervellen ze meteen, want hun eerste velletje is waterafstotend. In de boom is dat handig als verdediging tegen regen en dauw, maar in het water ondoenlijk en dus ontdoen ze zich ervan. Als larve vervellen ze nog negen keer. Ondertussen jagen ze op muggenlarven. Van juni tot oktober kruipen ze uit het water en sluipen ze uit hun huid. Eind augustus vliegen de meeste houtpantserjuffers rond.
Van de week kreeg ik bezoek van een oude schoolvriend, die ik meenam naar de Hortus botanicus in Haren. Hortus botanicus betekent botanische tuin. Dat u niet denkt dat we in een beeldentuin waren, of in de dierentuin. Toch keken we er naar dieren. Als de zon door de regenbuien brak, scheen hij fel en werd het warm boven het beschutte heideveldje. Het gonsde er van de houtpantserjuffers. Ze streken neer in door de namiddagzon beschenen bomen en hielden zich roerloos voor onze camera’s. De bomen stonden niet aan het water. De juffers zetten er ook geen eitjes af, maar namen een zonnebad, rustten uit of waren op jacht naar prooien en partners. Alleen voor de eitjes hebben ze bomen aan een oever nodig.
De eitjes roepen een afweerreactie op in de boombast, een soort gal. Daarin kunnen de eitjes strenge vorst overleven. In de lente komen ze uit.