IJs in de berg
Uit het Oostenrijkse dorp waar we zijn vertrekt wekelijks een bus naar een ijsgrot. Een ijsgrot lijkt jong en oud wel wat. We vertrekken half 10 en zijn er een half uur later. De bus slalomt ronkend een berg op. Als we voor de entree onze spaarpot hebben omgekeerd, stijgen we een half uur door de mist naar een kabelbaan die in een paar minuten honderden meters hoogteverschil overbrugt. Ook boven is het mistig. Door de mist klinkt het hoge, gezellige gekwetter van Alpenkauwtjes. Dat zijn kraaiachtigen met zwarte veren, rode poten en een gele, kromme snavel. Zoon merkt op dat zij zichzelf misschien wel kauwtje noemen en onze torenkraai als laaglandkauw bestempelen. Opgewonden over deze vondst struikelt hij en kukelt hij bijna de loodrechte rotswand af.
‘Hoe diep val je daar, papa?’
‘Heel diep, maar hoe diep is niet te zien, je zou in de mist verdwijnen.’ Zoon loopt verder vlak langs de bergzijde van het pad.
De ijsgrot blijkt te bestaan uit 42 kilometer gang. Wij krijgen één kilometer te zien in een groep van veertig bezoekers. De gids vraagt in het Duits of iemand geen Duits verstaat. Niemand antwoordt. De gids zegt opgelucht lachend dat hij zelf niets anders spreekt. Het maakt niet uit; in de grotten galmt zijn uitleg zo, dat het toch onverstaanbaar is. Ondanks zijn geleuter zijn we diep onder de indruk.
Bij binnentreden slaat een ijzige tocht ons in het gezicht. De uitgereikte olielampen waaien uit. Binnen verrijst een ijshelling waar menig skischool van zou dromen. Er is een trap gemaakt en die beklimmen we. We klimmen maar door en passeren soms een nauwe doorgang van ijshal naar ijshal. In zo’n ijshal zien we wit, glibberig en glinsterend ijs onder een koepel van steen. Geweldig groot zijn de sculpturen die ons overal opwachten. IJsbergen in de vorm van een ijsbeer of een olifant, een galerij van ijs, stalagmieten van ijs. Het drupt, het ruikt onderaards, het is koud.
In 1879 ontdekte de jonge alpinist … de grot. Hij klom honderden meters op de onderbergse ijswand, die pas 34 jaar later in kaart werd gebracht. In 1913 deed de 19-jarige … dat. In die tijd had men nog geen goretex en andere hightech hulpmiddelen uit de buitensportwinkel. De grot bleek de grootste ijsgrot ter wereld te zijn. Eisriesenwelt noemen ze het spektakel nu. Het trekt veel toeristen, wat we zien als we vertrekken. Voor de grot, de kabelbaan en de ingang wachten mensen in rijen van honderden meters. In de mist en de regen. Wij hadden geluk, we waren vroeg. Zulke lange rijen zouden mij terstond doen omkeren. Maar ik had de ijsgrot niet willen missen. Prachtig is ie. Helaas is fotograferen er verboden. Ik had natuurlijk met publicatie in Trouw kunnen schermen, maar dat durfde ik niet. Dus krijgt u er een foto bij van een Alpenkauw.
’s Winters gieren ijzige winden van de top door barsten in de berg de grotten binnen. ’s Zomers blijft het onder nul in de berg. Het van de top berginwaarts sijpelende smeltwater bevriest. De ijsmassa’s dijen soms uit tot over het vlonderpad – het ijs groeit nog steeds, alle klimaatverandering ten spijt.