Hopen op een orchidee
Toen het in februari twintig graden werd, begon het gras in mijn grasveld te groeien. Eerder dan ooit verhieven zich frisgroene pollen en plukken uit het omringende mos. Ik wil de grasmat in mijn tuin verschralen, door in de nazomer te maaien en het gras af te voeren, en uiteraard nooit te bemesten. Daarmee hoop ik een bloemenweidje te bewerkstelligen.
De bodem is nog zo voedselrijk, dat het gras eind juni al te hoog en dicht staat voor een bloemrijk leven. Dan maai ik alvast een deel weg, tussen de bloemen heen laverend. Die bloemen zijn onder meer pinksterbloem, brunel en wat er nog meer opkomt; ik ben benieuwd!
Op de laatste droge dag zaaide ik onbespoten zaadmengsels van wilde, inheemse veldbloemen. Ook zaaide ik zelf geoogste zaden van rietorchis en dagkoekoeksbloem. Dat oogsten van orchideeënzaad doe ik het liefst als niemand het ziet. Weliswaar help ik de bloemen met hun verspreiding, maar het ziet er verdacht uit als iemand gebukt aan uitgebloeide orchideeën loopt te sjorren.
Misschien is de grond te vruchtbaar en de grasmat te dicht. Nu, na de aanhoudende regen en wind, zijn de sneeuwklokjes en krokussen erbij gaan liggen. Het gras is gelukkig nog te jong om te gaan liggen. Ik zou die pollen kunnen afknippen, ik kan ook de boel de boel laten. Niets doen is vaak het beste, en zeker het gemakkelijkste. “Klapstoelbeheer”, hoorde ik het een boswachter eens noemen: op je klapstoel zitten toekijken.
Zou de mosmat te dicht zijn? Mos lijkt mij een heerlijk zaaibedje, maar een veldbloem denkt daar wellicht anders over. Misschien vriezen er ontkiemende zaadjes dood. Maar het grootste gevaar lijken me de duiven, vinken en mussen die dagelijks mijn tuin afstropen. Die maken geen onderscheid tussen zaden in het voer of zaden die geacht worden te ontkiemen. Enfin, spannend om te zien welke bloemen aanslaan. Ik hoop een orchidee; best kans, want hoop doet leven!
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 19 maart ’19)