Het gras in de venen
Toen we laatst door de Hoge Venen liepen, zagen we weinig hei maar des te meer gras. De venen bestonden uit geelbruine graspollen. Pijpestrootje bijvoorbeeld. Er waren ook donkergroene pollen van harde, puntige sprieten: pitrus. Het geheel werd opgeluisterd door de pluizige franje van wollegras. Met de zon erdoor worden die wolletjes van zilver. Verder waren er grote graspollen waarvan ik de naam niet wist. Het leek wel een soort bies of zegge. Ik nam een foto en zette hem op waarneming.nl. Het is de foto onder deze column.
Grassen zijn vaak moeilijk te determineren. Ik heb een aparte gids voor grassen, maar daar staan de zeggen niet in. Er staan wel meer grassen niet in. Als ik zie wat er in mijn tuintje al voor variatie aan grassen groeit! Het is gewoon knap dat we erin geslaagd zijn op bjna de helft van ons land de soortenrijkdom te beperken tot vrijwel één soort: Engels raaigras. Op akkers trouwens ook vaak: maïs, tarwe… Granen zijn ook grassen.
Dat wollegras lijkt sterk op veenpluis, maar heeft één wollig pluimpje op een grasspriet, veenpluis heeft er meer. Er bestaan andere wollegrassen maar het wollegras in de Ardennen is het eenarig wollegras. Dat pluimpje lijkt op de pluizen van katoen en in het Engels heet wollegras dan ook cottongrass. Het wordt er ook wel hare’s tail genoemd, hazenstaart. Dat zou in Nederland verwarring kunnen geven met hazenpootje, een klaverachtig plantje met pluizige bloempjes.
De katoenpluizen van wollegras vond ik altijd maar een aparte bloeiwijze. Als reactie op mijn foto op waarneming.nl hoorde ik dat die pluizen uitgebloeide bloemen zijn. In volle bloei ziet wollegras eruit als… op de foto!
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 27 mei 2016)