Grove vliegden

Op heiden en zandverstuivingen en in de duinen staat soms een eenzame grillige grove den. Een mooi gezicht. Grove dennen maken geen probleem van voedselarme zandgrond. Ze zijn in vervlogen tijden gekapt en uitgeroeid, en vervolgens weer aangeplant om de woeste gronden van iets bruikbaars te voorzien, grenenhout, en om de stuifzanden vast te leggen. De aanplant begon in de zestiende eeuw, voor hout om schepen van te maken. De V.O.C.-mentaliteit joeg complete wouden naar de zeebodem. Grove dennen waren met hun tientallen meters hoge stam handig als masten. Van dennenhars werd terpentijn gemaakt en teer voor op de scheepsromp.
Grove dennen kunnen stokoud worden. In Zweden staat een joekel van wel zeven eeuwen. Dennenbossen van honderd of tweehonderd jaar zijn ook in Nederland geen zeldzaamheid meer. Daarin broeden zwarte mezen en kuifmezen, er groeien soms dennenorchissen en bij de juiste lommerrijkheid kunnen er zeldzame varens opduiken. Ook veel paddenstoelen zijn op naaldbos aangewezen.
Als de grove dennenappels zich openen, dwarrelen de zaden alle kanten op. De wind blaast ze weg, waaraan de grove den zijn andere naam dankt: vliegden. Natuurbeheerders zien soms met lede ogen aan hoe heiden, zandverstuivingen en bloemrijke duinvalleien veranderen in jonge dennenaanplant. Dat zij die jonge boompjes te lijf gaan, vind ik prima. Maar de oude dennenbossen staan er al zolang, laat die toch. De bodem is er vergeven van de naalden en de boomwortels. Al die wortelkluiten met machines eruit sleuren is mij een te grove aanslag op het land. Nee, jonge boompjes zoals op de foto eruit trekken, elke zomer, daarvoor heb je geen machines nodig maar vrijwilligers, schoolklassen, taakgestraften. Lekker buiten, lekker bezig!