Gele trossen in de berm
Op Schiermonnikoog weet ik één groeiplaats van wilde reseda’s. Mijn vader wees me die lang geleden aan en iedere zomer kijk ik of de bloemen er nog staan. In de duinen, in de berm van de Prins-Bernhardweg. Ja, ze staan er nog, één fikse pol. De gele bloemen steken langs helm- en andere grassen op uit het duin.
Mooi hoor, dat geel van de bloemen in hun gelijkmatige trossen. Als aren die van onder naar boven groter, dichter en geler worden, tot citroengeel aan toe. Sommige solitaire bijen zijn gek op resedanectar en er is een vlinder die haar eitjes alleen op reseda’s afzet: het resedawitje.
Wilde reseda’s zijn wijd verspreid op de wereld, en laten zich ook gemakkelijk verspreiden. Hun zaden liften mee met schepen, treinen en auto’s. Vandaar dat hun verspreidingskaartje eruitziet als een netwerk van water-, spoor- en autowegen. Ze gedijen hoog op rivieroevers en in spoor- en wegbermen. Dat die bermen en oevers soms gemaaid of omgewoeld worden, deert reseda’s niet. De planten kunnen goed tegen gerommel.
Reseda’s willen een droge groeiplaats met kalk in hun voedselbodem. In de duinen is de grond vaak kalkrijk, met dank aan het duinzand van verpulverde zeeschelpen. Behalve bermen zijn de duinen dan ook een groeiplaats van reseda’s.
Een wegberm in de duinen moet dan helemaal een toffe plaats voor reseda’s zijn! Dat blijkt ook als ik van Haarlem langs de Zeeweg naar zee fiets, vijf kilometer door de duinen. De wegbermen zijn bloemrijk, met slangenkruid, hondstong, teunisbloem, morgenster en reseda’s, veel reseda’s.
Vreemd dat het op Schiermonnikoog bij die ene plant blijft. Langs de Bernhardweg, Badweg en alle schelpenpaadjes zijn in de duinen kilometers berm beschikbaar.
(Natuurdagboek Trouw maandag 13 juli 2015)