Eerst de tjiftjaf, nu de fitis

De fitissen arriveren. Eerst overspoelden tjiftjaffen ons land van zuid naar noord, nu doen de sprekend op hen lijkende fitissen dat. Sneller dan een bekend virus bereiken zij de uithoeken van ons land. Althans waar ze het goed genoeg vinden om te blijven.
Het grootste deel van Nederland kent voor deze soorten een totale lock-down, maar noem eens een vogelsoort waar dat niet voor geldt? In bossen, parken en boomrijke tuinen zijn ze beide nog talrijk. Tjiftjaffen hebben een voorkeur voor wat droger en ouder, fitissen voor jonger en vochtiger bos.
Daar zijn tjiftjaffen en fitissen te zien, en vooral te horen. Een tjiftjaf roept onvermoeibaar: ‘tjiftjaf, tjiftjaf’, een fitis riedelt een vrolijk beginnend, en droevig eindigend deuntje, van hoog naar laag. Hoezeer die twee van uiterlijk op elkaar lijken, zo verschillen ze in hun lied. Hun uiterlijke verschijning maakt doorgaans geen diepe indruk. Ze worden wel kbv’s genoemd: kleine bruine vogeltjes. Al zijn ze eerder groenig dan bruin. Ze worden vrijwel onzichtbaar zodra er blad aan de bomen groeit.
Dat fitissen ongeveer twee weken later opdraven dan tjiftjaffen, komt doordat ze ten zuiden van de Sahara overwinteren. Tjiffen hangen ’s winters als pensionado’s bij de Middellandse Zee rond. Fitissen moeten dus minstens twee keer zo ver vliegen, en zijn vanuit Senegal niet in staat het weer in Europa te controleren. Tjiftjaffen wel. Als de lente vroeg losbarst komen ze eerder, maar zolang de maartse staart sneeuwbuien aanroert, wachten ze nog even.
Beide soorten leven van insecten en kunnen tuinlieden van dienst zijn met het opruimen van ongewenste rupsen en andere larven. Ze broeden vlak boven de grond in dicht struikgewas of ander groen – na insecticiden zijn katten hun grootste bedreiging. Gelukkig houden vogelliefhebbers hun katten in de lente binnen!
Nu broeden ze nog niet, maar zingen de mannen om vrouwen te plezieren.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 27 maart ’20)