Een hoop mollen
Mollen horen met hun viltige vachtje, hun blinde, oorloze snuitje, korte staartje en graafhandjes tot ’s lands meest aandoenlijke dieren. Daar denkt u vast anders over. Het was verrassend, schokkend haast om te lezen hoe lezers van het natuurdagboek met plezier tientallen, honderden, duizenden mollen hadden doodgeslagen en -getrapt, verdronken, vergast, vergiftigd en in klemmen gevangen. Natuurliefde houdt op waar de mol begint. De reden: het gazon. Mollen vernielen gazons. Zelf stel ik een beetje reliëf in mijn gazon wel op prijs. Ik hoorde van één tuinierster, dat ze molshopen gebruikte als tuin- en pootaarde. Het scheelde haar spitwerk, de mol leverde rulle aarde. Door mollengangen wordt de grond belucht. Mollen eten regenwormen, maar ook slakken, emelten en ritnaalden die gewassen en tuinplanten om zeep helpen. Mollen hebben, kortom, kanten die liefhebbers van strakke gazons zullen bevallen.
Een mol leeft alleen in een labyrint van tunnels. De overtollige aarde wordt omhoog gewerkt. Soms steekt een mol zijn kop uit de molshoop. Soms ook scharrelt hij een eindje bovengronds. Dat gebeurt vooral als jonge mollen in de nazomer het ouderlijk hol verlaten. Dan worden ze er door moeder uitgekikkerd. Mollen leven alleen, zoals gezegd, en daar verandert geen moederliefde wat aan.
In de winter neigen mollen naar de krochten van hun holen. Dan zie je minder mollenrichels het pad kruisen. Ze graven wel een halve meter en nog dieper de grond in. Al die aarde moeten ze kwijt. Daarom verschijnen er in de winter meer en soms grotere molshopen dan in de zomer. Vooral in de sneeuw vallen verse molshopen op. Waarom zou u een hoop mollen, heeft u er echt last van?